H7 Wohnen- week 16kgt

Voordat je begint
  1. Erg veel leerlingen hebben de vorige week (weer) niet gemaakt! 
  2. Dat valt mij tegen! 
  3. Zij missen veel punten voor hun praktijkcijfer. Want per niet (of te laat) gevolgde les = -1 punt
Formatieve toets nog niet gemaakt = -2 punten




1 / 23
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Voordat je begint
  1. Erg veel leerlingen hebben de vorige week (weer) niet gemaakt! 
  2. Dat valt mij tegen! 
  3. Zij missen veel punten voor hun praktijkcijfer. Want per niet (of te laat) gevolgde les = -1 punt
Formatieve toets nog niet gemaakt = -2 punten




Slide 1 - Slide

Op de volgende dia....
een link naar de les van VORIGE week.

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Link

Programma deze week
  1. Lesen, Aufgabe 13, 14, 15 und 16, Seite 40-43
  2. Grammatik
  3. Grammatik controle vragen

Slide 4 - Slide

Praxis cijfer periode 3
3 punten: pretpark
3 punten: lessonUp
2 punten: formatieve toets
2 punten: praktische opdracht h7

Cijfer telt 1x mee

Slide 5 - Slide

Bezittelijk voornaamwoord

Slide 6 - Slide

Uitlegvideo 
Uitleg grammatik op de volgende slide

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Video

Oefenen!
Op de volgende 11 dia's krijg je oefenvragen. Daarvan moet je er minimaal 7 goed hebben voor een voldoende! Succes en blijf oefenen!

Slide 9 - Slide

Als je wilt aangeven dat iets van iemand is, gebruik je een bezittelijk voornaamwoord. Wat is daar in het Duits een voorbeeld van?
A
ich
B
du
C
sie
D
mein

Slide 10 - Quiz

Das ist Ihr Fahrrad.

Wat is het bezittelijk voornaamwoord?
A
das
B
ist
C
Ihr
D
Fahrrad

Slide 11 - Quiz

Het bezittelijk voornaamwoord wordt op dezelfde manier vervoegd als "ein"
A
Waar
B
Niet waar

Slide 12 - Quiz

vertaal het bezittelijk voornaamwoord

Das sind (onze ) Eltern
A
meine
B
dien
C
ihre
D
unsere

Slide 13 - Quiz

wat is het bezittelijk voornaamwoord in de zin:
Das ist mein Handy.
A
das
B
ist
C
mein

Slide 14 - Quiz

vertaal het bezittelijk voornaamwoord:

Das ist ( uw) Fahrrad.
A
ihr
B
Ihre
C
ihre
D
Ihr

Slide 15 - Quiz

Wanneer krijg je achter het bezittelijk voornaamwoord een extra E ?
A
mannelijk
B
vrouwelijk
C
onzijdig
D
meervoud

Slide 16 - Quiz

Vervoeg het bezittelijk voornaamwoord:
Dies ist (mijn)…...Buch (o)


A
meine
B
meiner
C
meines
D
mein

Slide 17 - Quiz

Wat is het bezittelijk voornaamwoord in deze zin?
Ihre Tante ist 32 Jahre alt.
A
Ihre
B
Tante
C
32 Jahre
D
alt

Slide 18 - Quiz

Wat is een bezittelijk voornaamwoord in deze zin?
Haar moeder heet Agnes
A
haar|
B
moeder
C
heet
D
Agnes

Slide 19 - Quiz

Vertaal het bezittelijk voornaamwoord:

Das ist (haar) Bruder
A
ihr
B
ihres
C
ihre

Slide 20 - Quiz

Wanneer wordt er een 'e' achter een bezittelijk voornaamwoord gezet?
A
bij mannelijk woorden ('der' woorden)
B
bij onzijdige woorden ('das' woorden)
C
bij vrouwelijke woorden ('die' woorden)
D
bij meervoud (altijd 'die')

Slide 21 - Quiz

Daltontaak

Slide 22 - Slide

Daltontaak
Vorige week: week 15

Deze week: week 16

Uiterlijk vrijdag alles af en zichtbaar in LessonUp.

Slide 23 - Slide