DO 15-09-22 K1 L1

1 / 16

Slide 1: Slide

DuitsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

This lesson contains 16 slides, with text slides and 1 video.

Lesson duration is: 40 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

BR2F

Donnerstag, 15. September 2022

Slide 2 - Slide

die Planung

Lernziele (leerdoelen)
Herhalen grammatica

Aufgaben (opdrachten)

Slide 3 - Slide

Lernziele

Am Ende der Stunde kann ich:

de persoonlijke voornaamwoorden toepassen in een oefening.

de vervoeging van het zwakke werkwoord toepassen in een oefening.
De vervoeging van het voltooid deelwoord toepassen in een oefening.

Slide 4 - Slide

Was weißt du noch?

(wat weet je nog)

Slide 5 - Slide

Persoonlijk voornaamwoord

jij

hij/zij/het

wij

jullie

zij/u

ev: enkelvoud

ik, jij, hij/zij/het

mv: meervoud

wij, jullie, zij/u

Persoonlijk voornaamwoord

Slide 6 - Slide

Persoonlijk voornaamwoord

jij

hij/zij/het

wij

jullie

zij/u

ich

er/sie/es

wir

ihr

sie/Sie

ev: enkelvoud

ik, jij, hij/zij/het

mv: meervoud

wij, jullie, zij/u

Persoonlijk voornaamwoord

Slide 7 - Slide

Persoonlijk voornaamwoord

Persoonlijk voornaamwoord

Wat was het verschil tussen

der Mann

man

und

Slide 8 - Slide

Persoonlijk voornaamwoord

Persoonlijk voornaamwoord

der Mann reist viel. --> de man reist veel.

man reist viel --> men reist veel.

Slide 9 - Slide

Zwakke werkwoorden

2 soorten werkwoorden behandelt

normale werkwoorden
werkwoord met stam op -s klank (s, x, z, ss, ß)

Slide 10 - Slide

ich

er/sie/es

wir

ihr

sie/Sie

jij

hij/zij/het

wij

jullie

zij/u

wohne

wohnst

wohnt

wohnen

wohnt

wohnen

reise

reist

reisen

reist

reisen

heiße

heißt

heißen

heißt

heißen

wohnen reisen heißen

1. stam? werkwoord -en

2. plaats uitgang die hoort bij het pers vnw

BV.: wohnen - wohn - du wohnst

ezelsbruggetje:

(fe)esttenten

Slide 11 - Slide

Voltooid deelwoord

Hoe maak je het voltooid deelwoord voor een zwak werkwoord?

Hoe maak je het voltooid deelwoord voor een sterk werkwoord?

Slide 12 - Slide

Voltooid deelwoord

Van een zwak werkwoord:

ge + stam + t --> wohnen --> ge + wohn+ t = gewohnt

Voor een sterk werkwoord:

ge + stam + en --> geben --> ge + geb + en = gegeben

Slide 13 - Slide

Aufgaben machen

opdrachten maken

Was (wat)?

Kapitel 1 Lektion 1: Aufgabe 1, 2, 6, 7, 9, 11

Wie (hoe)? Online of boek
Hilfe (hulp)? Buren, docent

Zeit (tijd)? 13:20
Fertig (klaar)? iets voor jezelf

An die Arbeit!

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Video

Slide 16 - Slide

DO 15-09-22 K1 L1

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Video

Slide 16 - Slide

More lessons like this

Woe 15-09-2021 Lektion 1

Ma 19-09-22 K1 L2

Di 13-09-22 K1 L1

Di 27-09-22 K1 L3

Do 29-09-22 SO + K1 L3

Di 18-10-22 K1 L6

Ma 26-09-22 K1 L3

Di 11-10-22 K1 L5