Werkwoordelijk gezegde 2

Het werkwoordelijk gezegde deel 2
1 / 10
next
Slide 1: Slide
TaalBasisschoolGroep 6

This lesson contains 10 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Het werkwoordelijk gezegde deel 2

Slide 1 - Slide

Hoe vind je het werkwoordelijk gezegde?
  • Hier hoort ook de persoonsvorm bij.
  • Maar hoe vind je de persoonsvorm ook alweer ?

Slide 2 - Slide

Voorbeeld:
-Op maandag is de speeltuin in het dorp geopend.
Is op maandag?
Op maandag was.
Op maandag waren.
Geopend = openen.
Werkwoordelijk gezegde = is geopend

Slide 3 - Slide

Werkwoorden die je in tweeën kan splitsen

Slide 4 - Slide

LET OP!
  • Ook het woord 'te' hoort bij het werkwoordelijk gezegde wanneer het staat voor een heel werkwoord.
"Ik loop hard te  fluiten."
Werkwoordelijk gezegde: Loop te fluiten

Slide 5 - Slide

Wat is de persoonsvorm in de volgende zin?
Tobin gaat op reis.
A
Reis
B
Tobin
C
Op
D
Gaat

Slide 6 - Quiz

Wat is het werkwoordelijk gezegde?
"Christiaan heeft de bal op het dak gegooid."
A
de bal
B
Christiaan heeft
C
heeft gegooid
D
het dak

Slide 7 - Quiz

Zet het deel van de zin bij de juiste begrip.
"Ik ben met de boot naar Spanje gevaren."
Persoonsvorm        +
Werkwoord      = Werkwoordelijk gezegde
ben
gevaren

Slide 8 - Drag question

Wat is het werkwoordelijk gezegde?
"Het is gister warm weer geweest"
A
Is geweest
B
Warm weer
C
Weer geweest
D
Gister warm

Slide 9 - Quiz

"Ik kan nu zelfstandig aan de opdrachten werken."
A
Ik kan dat zeker.
B
Ik denk dat ik dat wel kan.
C
Misschien heb ik nog een beetje uitleg nodig..
D
HELP!!

Slide 10 - Quiz