Theorie MC 3.5

Programma
  • Terugblik en Quiz (10 min)
  • Uitleg (30 min)
  • TED video van James Veitch (10 min)
  • Opdracht vorige les (30 min)
1 / 36
next
Slide 1: Slide
Marketing & CommunicatieMBOStudiejaar 2

This lesson contains 36 slides, with interactive quizzes, text slides and 4 videos.

time-iconLesson duration is: 90 min

Items in this lesson

Programma
  • Terugblik en Quiz (10 min)
  • Uitleg (30 min)
  • TED video van James Veitch (10 min)
  • Opdracht vorige les (30 min)

Slide 1 - Slide

Terugblik
  •  Inkomstenbronnen
  •  Prijsperceptie
  •  Functies van prijzen
  •  Prijsopbouw
  •  Prijsstrategie
  •  Prijsbeleid
  •  Prijstactiek

Slide 2 - Slide

Wat is een hybride verdienmodel?
A
Een handels- en verhuurmodel
B
Een combinatie van meerdere modellen
C
Verkoop van hybride auto's
D
Verkoop van duurzame producten

Slide 3 - Quiz

Bij een yield-model...
A
betaalt een klant in de zomermaanden altijd meer dan in de wintermaanden
B
bieden consumenten op de producten of diensten
C
wordt de inkoop of productiekosten snel terugverdiend
D
worden prijzen aangepast op basis van vraag en aanbod

Slide 4 - Quiz

Wat wordt er met het begrip prijsperceptie bedoeld?
A
De reactie van de consument op een verandering in de prijs
B
De subjectieve waardering van een prijs van een product of dienst
C
De objectieve waardering voor een product of dienst uitgedrukt in geld
D
De maximaal aanvaardbare prijs

Slide 5 - Quiz

Een marktvorm met veel aanbieders en een heterogeen product is een
A
Monopolistische concurrentie
B
Heterogeen oligopolie
C
Onvolledige mededinging
D
Volledige mededinging

Slide 6 - Quiz

Voor het bepalen van een prijs kun je je baseren op drie verschillende uitgangspunten. Welke hoort daar NIET bij?
A
De kortingen
B
De kosten
C
De concurrentie
D
De afnemers

Slide 7 - Quiz

Premium pricing is
A
Een prijs bepalen op basis van de kosten
B
Een prijs vaststellen net boven de prijs van de marktleider
C
Een prijs vaststellen onder de prijs van de concurrentie
D
Het verlenen van extra korting

Slide 8 - Quiz

Welke bewering is juist?
A
Variabele kosten zijn niet afhankelijk van de productieomvang
B
De constante kosten zijn altijd hoger dan de variabele kosten
C
De constante kosten zijn afhankelijk van de productieomvang
D
De variabele kosten lopen op bij een verhoging van de productie

Slide 9 - Quiz

De inkoopfactuurprijs die een detaillist voor een bepaald product betaalt is € 35,35. Zijn verkoopprijs is € 49,50. Hoe groot is zijn brutowinst?
A
30%
B
35%
C
40%
D
42%

Slide 10 - Quiz

De inkoopfactuurprijs die een detaillist voor een bepaald product betaalt is € 12,50 (excl. BTW). Zijn brutomarge is 30%. Wat is zijn verkoopprijs inclusief 21% BTW?
A
€ 16,25
B
€ 17,75
C
€ 18,88
D
€ 19,66

Slide 11 - Quiz

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Video

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Video

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Video

Slide 27 - Slide

Slide 28 - Slide

Slide 29 - Slide

Slide 30 - Video

Slide 31 - Slide

Slide 32 - Slide

Slide 33 - Slide

Slide 34 - Slide

Slide 35 - Slide

Slide 36 - Slide