Faire

Bonjour 2HA
Ga rustig zitten
Leg je spullen op tafel.
Laat je boek dicht
Ga naar Quizlet en start met app. 1 t/m 7 -----zwartekracht doen
1 / 16
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Bonjour 2HA
Ga rustig zitten
Leg je spullen op tafel.
Laat je boek dicht
Ga naar Quizlet en start met app. 1 t/m 7 -----zwartekracht doen

Slide 1 - Slide

Prenez:
- votre ordinateur
- le cahier de grammaire
- un stylo

Slide 2 - Slide

le programme de jeudi
  • les devoirs
  • lire texte Mise en Pratique - Option Lire 
  • grammaire > faire
  • faire des exercices 32 Conversation
  • les devoirs
lesdoel
Ik ken alle 15 vormen van het bezittelijk voornaamwoord.

Slide 3 - Slide

Verbe: faire
1. Regardez la vidéo sur la page suivante
(bekijk het filmpje op de volgende pagina)
2. Écrivez le verbe 'faire' dans vorte cahier
(schrijf tijdens het filmpje het werkwoord 'faire' in je schrift', zet de Nederlandse vertaling ernaast. Zie apprendre 8)
3. Na het filmpje maak je exercice 28 et 29 conversations
timer
5:00

Slide 4 - Slide

0

Slide 5 - Video

Je werkt STIL en ZELFSTANDIG.
Je stelt GEEN vragen.
  • faire exercice 28 et 29

Slide 6 - Slide

Verbuga.eu
  • Oefen de werkwoorden via: www.verbuga.eu
  • Tijden: présent & passé composé
  • Onregelmatige: avoir & être
  • Regelmatige: parler & regarder
  • > Bevestig
timer
5:00

Slide 7 - Slide

"Ik kan het werkwoord faire juist vervoegen in de present"
A
Ja
B
Nee

Slide 8 - Quiz

Avoir - Être - Faire
AVOIR
ÊTRE
FAIRE
J'ai eu
J'ai été
J'ai fait
Tu as eu
Tu as été
Tu as fait
Il/Elle/On a eu
Il/Elle/On a été
Il/Elle/On a fait
Nous avons eu
Nous avons été
Nous avons fait
Vous avez eu
Vous avez été
Vous avez fait
Ils/Elles ont eu
Ils/Elles ont été
Ils/Elles ont fait

Slide 9 - Slide

Faire
faire = doen/maken         fait = gemaakt/gedaan


Il a fait = Hij heeft gemaakt/gedaan
Elles ont fait du foot = Zij hebben gevoetbald  (want: het hele werkwoord is faire du foot)
Etc.

Slide 10 - Slide

U heeft getennist = ?
A
Vous avez fairé du tennis.
B
Vous avez tennissé.
C
Vous avez fait du tennis.
D
Vous êtes fait du tennis.

Slide 11 - Quiz

Zij heeft een tafel (une table) gemaakt = ?

Slide 12 - Open question

Cahier de grammaire
Noteer de passé composé van het werkwoord faire.
timer
1:00

Slide 13 - Slide

Au travail!
1. Maak nu de opdrachten bij Conversation
2. Huiswerk is Conversation  af maken.

Slide 14 - Slide

Les devoirs
  • Exercice 27 
    > Utilisez apprendre 7
  • Exercice 28
    > Utilisez: apprendre 8
  • Exercice 29
    > Utilisez: apprendre 8
  • Étudiez: apprendre 7+8
    > Quizlet
timer
5:00

Slide 15 - Slide

Sortir de la salle de classe
Verlaten klaslokaal:
  • Laptop dicht
  • Spullen in de tas
  • Papiertjes etc opruimen (ook grond)  & in prullenbak/papierbak
  • Tafel recht 
  • Stoel aanschuiven
  • Blijven zitten tot de bel gaat

Slide 16 - Slide