begrijpend lezen: toelichting voor de E-toets.

Nederlands
Begrijpend lezen
Toelichting voor E-toets
VWO 2
 P2 2021-2022
1 / 24
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Nederlands
Begrijpend lezen
Toelichting voor E-toets
VWO 2
 P2 2021-2022

Slide 1 - Slide

In de vorige les....
...heb je een D-toets gemaakt in de stijl van de E-toets tijdens.

Slide 2 - Slide

In deze les gaan...
...we enkele antwoorden bespreken aan de hand van de rubric

Slide 3 - Slide

3
2
1
0

Slide 4 - Slide

Vraag 2: onderwerp

Vraag Wat is het onderwerp van de tekst?
Antwoord De gidsrobot spencer
Past in een toets, want… De leerling moet weten wat het onderwerp is van een tekst

A
0
B
1
C
2
D
3

Slide 5 - Quiz

Vraag 2: onderwerp

Vraag Wat is het onderwerp van de tekst?
Antwoord Robot Spencer helpt op luchthaven
Past in een toets, want… Je moet het onderwerp van een tekst kunnen halen uit de tekst.

A
0
B
1
C
2
D
3

Slide 6 - Quiz

Vraag 3: deelonderwerp

Vraag Waar gaat alinea 2 over?
Antwoord Over wat de robot allemaal kan, gaat oplossen en hoe de robot zich gedraagt bij mensen.
Past in een toets, want… Zo weet de docent van de leerling of hij/zij weet wanneer er een nieuw deelonderwerp begint en kan herkennen waar het over gaat.

A
0
B
1
C
2
D
3

Slide 7 - Quiz

Vraag 4: tekstdoel

Vraag Wat is de tekstdoel van tekst 4?
Antwoord uiteenzettende tekst
Past in een toets, want… Ja


A
0
B
1
C
2
D
3

Slide 8 - Quiz

Vraag 5: hoofdgedachte

Vraag Wat is de hoofdgedachte van deze tekst?
Antwoord Nieuwe robot genaamd Spencer helpt passagiers op gang op het luchthaven.
Past in een toets, want… Je moet de hoofdgedachte van een tekst kunnen weten.

A
0
B
1
C
2
D
3

Slide 9 - Quiz

Vraag 6: hoofdzaken/bijzaken

Vraag Is zin 20 in alinea 3 een hoofdzaak of een bijzaak
Antwoord ja
Past in een toets, want… Kan geen anderen verzinnen

A
0
B
1
C
2
D
3

Slide 10 - Quiz

Vraag 6: hoofdzaken/bijzaken

Vraag Is de zin: bijvoorbeeld vertragingen, te korte overstaptijden, problemen met het vinden van de weg of taalbarrières. een hoofdzaak of een bijzaak?
Antwoord Een bijzaak, want het geeft een voorbeeld.
Past in een toets, want… Hierdoor laat je zien dat je weet wat het verschil tussen een hoofdzaak en een bijzaak is en je kunt dit aangeven .

A
0
B
1
C
2
D
3

Slide 11 - Quiz

Vraag 7: signaalwoorden en tekstverbanden

Vraag Wat is het verband tussen zin 2 en 3 van alinea 2 en welk singaalwoord hoort daarbij
Antwoord Oorzaag gevolg - hierdoor
Past in een toets, want… Deze vraag gaat over wat we hebben geleerd

A
0
B
1
C
2
D
3

Slide 12 - Quiz

Vraag 7: signaalwoorden en tekstverbanden

Vraag Noem een signaalwoord dat bij een opsommend tekstverband past en in de tekst voorkomt.
Antwoord Ook, regel 16.
Past in een toets, want… Dan weet je of de leerling begrijpt welke signaalwoorden passen bij een tekstverband, in dit geval opsommend.

A
0
B
1
C
2
D
3

Slide 13 - Quiz

Vraag 7: signaalwoorden en tekstverbanden

Vraag Welk signaal woord staat er in regel 24 en welk tekstverband hoort daarbij?
Antwoord Signaalwoord: daarnaast. Verband: uitspraak-opsomming.
Past in een toets, want… Zo weet de leerling hoe hij/zij tekstverbanden en signaalwoorden moet herkennen en toepassen.

A
0
B
1
C
2
D
3

Slide 14 - Quiz

Vraag 8: subjectief/objectief

Vraag Is de tekst objectief of subjectief
Antwoord objectief
Past in een toets, want… Deze vraag gaat over wat we hebben geleerd

A
0
B
1
C
2
D
3

Slide 15 - Quiz

Vraag 8: subjectief/objectief

Vraag Is dit een subjectieve tekst of een objectieve tekst? Waarom?
Antwoord Objectief, want niemand geeft zijn mening. Er staan feiten in.
Past in een toets, want… Je moet subjectief en objectief uit elkaar kunnen houden.

A
0
B
1
C
2
D
3

Slide 16 - Quiz

Antwoorden van jullie!

Slide 17 - Slide

Vraag 1: tekstopbouw: inleiding – middenstuk - slot

Vraag Op welke manier leidt de schrijver de inleiding in?
Antwoord Dat doe hij doormiddel van het onderwerp aan te kondigen.
Past in een toets, want… Ja, omdat je zo weet of de leerling de 4 manieren van een onderwerp aan kondigen weet.

A
0
B
1
C
2
D
3

Slide 18 - Quiz

Vraag 2: onderwerp
Vraag Wat is het onderwerp van de tekst en waaruit blijkt dat?
Antwoord Het onderwerp is: Gidsrobot voor KLM-passagiers en dit blijkt uit dat alle
informatie dat in de tekst staat hier over gaat.
Past in een
toets, want...
Zo kan de leerling laten zien hoe hij het onderwerp uit de tekst kan
halen, zodat hij de tekst verder kan lezen en weten waar die over leest
A
0
B
1
C
2
D
3

Slide 19 - Quiz

Vraag 3: deelonderwerp

Vraag Welke deelonderwerp past bij alinea 5?
Antwoord Een belangrijke ontwikkeling
Past in een toets, want… Een leerling gaat toepassen welk woord het best past bij de tekst.


A
0
B
1
C
2
D
3

Slide 20 - Quiz

Vraag 4: tekstdoel

Vraag Wat is het tekstdoel van de tekst? En leg uit.
Antwoord Informeren, want de tekst geeft informatie over wat de robot doet en hoe de robot mensen kan helpen.
Past in een toets, want… Je moet weten wat een tekstdoel is en hoe je hem kan vinden.
Je moet ook weten wat de verschillende tekstdoelen zijn.


A
0
B
1
C
2
D
3

Slide 21 - Quiz

Vraag 5: hoofdgedachte

Vraag Formuleer hoofdgedachte van deze tekst?
Antwoord Het UT ontwikkelt een robot Spencer, die reizigers helpen bij te korte overstaptijden, problemen bij het vinden van de weg of taal barrières.
Past in een toets, want… De leerling moet de allerbelangrijkste informatie uit de hele tekst halen en die in 1 zin formuleren.

A
0
B
1
C
2
D
3

Slide 22 - Quiz

Vraag 6: hoofdzaken/bijzaken

Vraag Is de zin “de vakgroep human media interaction van de universiteit twente” een bijzaak of hoofdzaak
Antwoord Bijzaak, is niet belangrijk
Past in een toets, want… Dan weet je of het belangrijk is wat je leest

A
0
B
1
C
2
D
3

Slide 23 - Quiz

Vraag 7: signaalwoorden en tekstverbanden

Vraag In alinea twee staan 4 signaal woorden, welke tekstverbanden horen daarbij?
Antwoord Hierdoor – gevolg
Waardoor – gevolg
Ook – opsomming
Zodat – uitspraak- reden
Past in een toets, want… Op deze manier kan je zien of de leerling weet waar signaal woorden staan en die uit de tekst kan halen. En weet welke verbanden er bij signaal woorden horen

A
0
B
1
C
2
D
3

Slide 24 - Quiz