Taal woordenschat

        Taal 
                   woordenschat 1a
1 / 25
next
Slide 1: Slide
TaalBasisschoolGroep 5

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

        Taal 
                   woordenschat 1a

Slide 1 - Slide


Waar denk je aan bij ziek zijn?

Slide 2 - Open question

De keel schrapen

Slide 3 - Slide

Het bezoekuur

Slide 4 - Slide

Het benauwd hebben

Slide 5 - Slide

De ingreep

Slide 6 - Slide

Het middel

Slide 7 - Slide

De lichaamshouding

Slide 8 - Slide

De mondhoek

Slide 9 - Slide

Ontwaken

Slide 10 - Slide

Uitdrogen

Slide 11 - Slide

De ziekenhuisopname

Slide 12 - Slide

De verlichting

Slide 13 - Slide

Zwellen

Slide 14 - Slide

Iemand die erg ziek is, moet een tijdje in het ziekenhuis blijven
Hoe noem je dit ook wel?
A
De verlichting
B
Ontwaken
C
Ziekenhuisopname

Slide 15 - Quiz

Een jongen krijgt medicijnen voor zijn ziekte.
.... zit in zijn spuit
A
De verlichting
B
Het middel

Slide 16 - Quiz

De man zit, de vrouw staat
Ze hebben een andere ....
A
Lichaamshouding
B
Ingreep
C
Zwelling

Slide 17 - Quiz

Je moet elke dag genoeg drinken, anders kun je ....
A
Zwellen
B
Ontwaken
C
Uitdrogen

Slide 18 - Quiz

Ander woord voor wakker worden
A
Het middel
B
Ontwaken
C
Bezoekuur

Slide 19 - Quiz

Wat betekend hetzelfde als ´weinig adem hebben´
A
Ontwaken
B
Benauwd zijn
C
De keel schrapen

Slide 20 - Quiz

Opa ligt in het ziekenhuis. We bezoeken hem tijdens ...
A
Het middel
B
De verlichting
C
Het bezoekuur

Slide 21 - Quiz

Meester Hugo kucht even voordat hij kan praten. Hij ...
A
Schraapt zijn keel
B
Droogt uit

Slide 22 - Quiz

Oma moest geopereerd worden. Het was gelukkig geen zware ...
A
Middel
B
ingreep
C
Bezoekuur

Slide 23 - Quiz

Als je keel pijn hebt dan kan een hoestdrank zorgen voor ....
A
Verlichting
B
Bezoekuur
C
Zwelling

Slide 24 - Quiz

Ontwaken doe je ....
A
Op school
B
Avonds
C
In bed

Slide 25 - Quiz