Klas 2 oefenen voor repetitie hoofdstuk 5

Oefenen repetitie hoofdstuk 5
  • Morgen: repetitie hoofdstuk 5
  • Deze les: leerdoelen afvinken m.b.v. quizvragen
  • Quizlet
1 / 21
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Oefenen repetitie hoofdstuk 5
  • Morgen: repetitie hoofdstuk 5
  • Deze les: leerdoelen afvinken m.b.v. quizvragen
  • Quizlet

Slide 1 - Slide

Leerdoel 5.1
  • Ik kan realistische, emotieve en morele argumenten in een tekst herkennen en uitleggen.
  • Ik kan een open en een gesloten einde in een verhaal herkennen en uitleggen.

Slide 2 - Slide

'Ik kon me goed inleven in het verhaal: elke keer als de hoofdpersoon verdrietig was, werd ik zelf ook een beetje verdrietig.'

Wat voor soort argument is dit?
A
realistisch argument
B
emotief argument
C
moreel argument

Slide 3 - Quiz

Leerdoelen 5.2 Lezen
  • Ik kan de vier leesstrategieën en de bijbehorende leesdoelen benoemen.
  • Ik kan de signaalwoorden in een tekst herkennen en het bijbehorende tekstverband noemen.
  • Ik kan de verschillende tekstdoelen, tekstsoorten en tekstvormen herkennen en benoemen.
  • Ik kan de functies van de inleiding en het slot benoemen.

Slide 4 - Slide

Leerdoelen 5.3  Woorden
  • Ik kan de betekenis van de behandelde woorden opnoemen.
  • Ik kan de behandelde woorden op de juiste manier in een zin gebruiken.


Straks oefenen met Quizlet.

Neem de gemaakte opdrachten goed door!


Slide 5 - Slide

Leerdoelen 5.4 Grammatica
  • Ik kan een zin taalkundig ontleden door onder elk woord de juiste woordsoort te schrijven (LW, ZN, BN, WW, VZ, TW, PSV, BZV, AWV, VRV).
  • Ik kan een zin redekundig ontleden aan de hand van de zeven stappen (PV, zinsdeelstrepen, WG, O, LV, MV en BWB).


Slide 6 - Slide

'Hij spoelde zijn schoenen af onder de kraan.'

Tot welke woordsoort behoort 'Hij'?
A
ZN
B
PSV
C
BZV
D
AWV

Slide 7 - Quiz

'Hij spoelde zijn schoenen af onder de kraan.'

Tot welke woordsoort behoort 'zijn'?
A
WW
B
BN
C
PSV
D
BZV

Slide 8 - Quiz

'Hij spoelde zijn schoenen af onder de kraan.'

Tot welke woordsoort behoort 'onder'?
A
WW
B
VZ
C
TW
D
BN

Slide 9 - Quiz

'Welke sprong maak jij?'

Tot welke woordsoort behoort 'welke'?
A
AWV
B
VRV
C
PSV
D
BZV

Slide 10 - Quiz

'Wat is het juiste antwoord op die vraag?

Tot welke woordsoort behoort 'Wat'?
A
PSV
B
BZV
C
AWV
D
VRV

Slide 11 - Quiz

'Wat is het juiste antwoord op die vraag?

Tot welke woordsoort behoort 'juiste'?
A
BN
B
TW
C
AWV
D
VRV

Slide 12 - Quiz

'Wat is het juiste antwoord op die vraag?

Tot welke woordsoort behoort 'die'?
A
LW
B
TW
C
AWV
D
VRV

Slide 13 - Quiz

Redekundig ontleden


Gisteren aten de meisje een broodje met jam op het schoolplein. 

Slide 14 - Slide

Leerdoelen 5.5 Spelling
  • Ik kan Engelse werkwoorden correct spellen.
  • Ik kan de leestekens 'trema' en 'apostrof' op de juiste manier gebruiken.
  • Ik kan de dicteewoorden op bladzijde 200 correct spellen.

Slide 15 - Slide

Wat hoort er op de plek van de puntjes?

Ik heb mijn documenten gisteren nog ….. .
A
gesavt
B
gesavd
C
gesavet
D
gesaved

Slide 16 - Quiz

Wat hoort er op de plek van de puntjes?

Hij …. nog steeds elke dag in het park.
A
skate
B
skatet
C
skated
D
skeet

Slide 17 - Quiz

Welke zin is juist gespeld?
A
Die fiets is van Anne's broer.
B
Die fiets is van Alex's broer.
C
Die fiets is van Romy's broer.
D
Die fiets is van Katie's broer.

Slide 18 - Quiz

Welk woord is juist gespeld?
A
museüm
B
kanoën
C
bacterieën
D
geädviseerd

Slide 19 - Quiz

Welk woord is juist gespeld?
A
discussiëren
B
chemicalieën
C
mozaiëk
D
A4-tje

Slide 20 - Quiz

Quizlet

Slide 21 - Slide