passe compose/present lesson up

Passe composé
Woorden en zinnen
1 / 17
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Passe composé
Woorden en zinnen

Slide 1 - Slide

Wat kun je aan het einde van de les?
Aan het einde van deze les kun je weten hoe je de passé composé en de present moet gebruiken.

Slide 2 - Slide

Eerst nog de VOCA oefenen.

Slide 3 - Slide

Geef de betekenis aan van:
Le rendez-vouz

Slide 4 - Open question

Wat is de betekenis van: heureusement

Slide 5 - Open question

Wat is de betekenis van: prendre

Slide 6 - Open question

Wat is de betekenis van wit?

Slide 7 - Open question

Wat is de betekenis van nieuw?

Slide 8 - Open question

Passé composé
Bij de passé composé horen er 3 stappen.
-Eerst het persoonlijk voornaamwoord
-Dan een vorm van avoir
-Dan Het werkwoord met aan het einde 'é'

Slide 9 - Slide

Zet in de passé composé

Vous avez... (arrive)
A
Arrive
B
Arrivons
C
Arrivé
D
Arrivez

Slide 10 - Quiz

Zet in de passe compose

J'ai...(arrive)
A
arrive
B
arrivons
C
arrivé
D
arrivez

Slide 11 - Quiz

Maak een passé compsé zin met:

(Nous) (donner)

Slide 12 - Open question

Zet in de passé composé.

(Vous) (arrive)

Slide 13 - Open question

Vous
avez
acheté

Slide 14 - Drag question

Vertaal en zet in de passé composé
(ik) (stoppen)

Slide 15 - Open question

Verzin nu zelf een zin met de passé composé

Slide 16 - Open question

Aan de slag.
Ga nu werken in Grandes lignes online.

Slide 17 - Slide