5havo-les 9 en 10

1 / 37
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

This lesson contains 37 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 80 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Aujourd'hui nous allons 
Dagstart 
 Cultuur 
KIJK- EN LUISTERVAARDIGHEID 

Slide 2 - Slide

DAGSTART

Slide 3 - Slide

Volhouden kan makkelijker zijn als je een duidelijk doel hebt.
→ Welke doelen heb jij voor jezelf gesteld?

Slide 4 - Open question

C
U
L
T
U
R
E
C
U
L
T
U
R
E

Slide 5 - Slide

Welke twee belangrijke nationale feestdagen worden in Frankrijk gevierd en op welke datum?

Slide 6 - Open question

Noem drie typisch Franse gerechten of specialiteiten en leg kort uit waar ze vandaan komen

Slide 7 - Open question

Noem twee beroemde monumenten of gebouwen in Frankrijk en geef aan in welke stad ze staan.

Slide 8 - Open question

Noem één beroemde Franse schrijver of dichter en één bekend werk van deze persoon.

Slide 9 - Open question

Wat is het verschil tussen la bise en een normale handdruk in Frankrijk, en in welke situaties gebruik je deze?

Slide 10 - Open question

Signaalwoorden oefenen + Examenvragen oefenen

Slide 11 - Slide

vertaal de volgende signaalwoorden
avant que / finalement / tandis que/ c’est que / d’un côté / donc /aussi / par contre / à savoir
C’est pourquoi / Par exemple / Puisque /ainsi / notamment / pour que
en effet / même si / puis/car / si / voire /bref / mais / parce que

Slide 12 - Open question

| avant que | voordat |
| finalement | uiteindelijk |
| tandis que | terwijl |                                                     | c’est que | het is zo dat / namelijk |
| d’un côté | aan de ene kant |
| donc | dus |                                                                         | aussi | ook / daarom (aan het begin van een zin = *daarom*) |
| par contre | daarentegen |
| à savoir | namelijk / te weten |                                    | c’est pourquoi | daarom / dat is waarom |
| par exemple | bijvoorbeeld |                                       | puisque | aangezien / omdat |
| ainsi | zo / op die manier / dus |                                | notamment | met name / vooral |
| pour que | opdat / zodat |                                             | en effet | inderdaad / want |                                          | même si | ook al / zelfs als |
| puis | daarna / vervolgens |                                            | car | want |
| si | als / indien |
| voire | zelfs |                                                                        | bref | kortom |
| mais | maar |                                                                       | parce que | omdat |

Slide 13 - Slide

Kies het juiste verbindingswoord en noteer de vertaling.
1 On avait l’intention d’aller au ciné mais avant que / finalement / tandis que nous avons regardé un film à la télé.
2 Il pleut, c’est que / d’un côté / donc Eva prend le bus au lieu du vélo.
3 On aura bientôt les résultats de l’examen, aussi / par contre / à savoir demain.
4 C’est pourquoi / Par exemple / Puisque tu ne veux pas venir, c’est moi qui viendrai te voir.
5 Yves et Zaman étaient dans la même classe, c’est ainsi / notamment / pour qu’ils sont devenus copains.
6 Le chef de ce restaurant a reçu un prix et, en effet / même si / puis, nous avons très bien mangé.
7 Ce soir nous mangeons plus tard, car / si / voire mon frère a son entraînement de foot.
8 Le réfrigérateur est vide, bref / mais / parce que si nous voulons manger ce soir, il faut aller faire des courses.


Slide 14 - Slide

Kies uit deze lijst:
👉 avant que, finalement, tandis que, donc, par contre, parce que, ainsi, car, même si, puis, bref, puisque, c’est pourquoi, notamment, d’un côté
Vul in:
J’ai étudié toute la soirée, ________ je veux réussir mon examen.
________ tu partes, n’oublie pas de prendre ton passeport.
Il adore le sport, ________ il déteste courir.
Elle a d’abord lu le texte, ________ elle a répondu aux questions.
________ il faisait très froid, nous sommes allés à la plage.
________ de nombreux jeunes aiment voyager, peu d’entre eux ont assez d’argent pour le faire.
________, il a décidé de changer d’école.
Je vais t’expliquer comment faire : prépare les ingrédients, mélange-les et ________ cuis-les au four.
Il a beaucoup travaillé, ________ il a eu une bonne note.
________, il faut retenir que le sport est essentiel pour la santé.

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Bijwoorden (les adverbes)
🧩 Opdracht: Kies het juiste bijwoord of vorm het bijwoord van het bijvoeglijk naamwoord tussen haakjes.

Il parle (rapide) __________, on ne comprend rien !
Elle travaille (sérieux) __________ depuis qu’elle a commencé ce stage.
(Heureux) __________, il a enfin trouvé un appartement à Paris.
Vous devez conduire (prudent) __________ sur cette route.
Il est (lent), mais il finit (sûr) __________ par réussir.
timer
5:00

Slide 17 - Slide

🔢 2. Getallen (les nombres)
🧩 Opdracht: Schrijf de getallen voluit in het Frans.
347 → __________________________
2.021 → __________________________
75.000 → __________________________
180 → __________________________
1.000.000 → __________________________
✨ Tip: Denk aan verbindingen met et, cent (meervoud of niet?) en mille (geen meervoud “s”!).
timer
5:00

Slide 18 - Slide

🏅 3. Rangtelwoorden (les nombres ordinaux)
🧩 Opdracht: Vertaal in het Frans.
De eerste dag van de vakantie
De derde verdieping
Mijn 21ste verjaardag⏰ 5. Kloktijden (l’heure)
De negende leerling in de rij
De tweede wereldoorlog
✨ Tip: “Premier/première” is een uitzondering, de rest eindigt op -ième.
timer
5:00

Slide 19 - Slide

📅 4. Data (les dates)
🧩 Opdracht: Vertaal de datum in het Frans.

14 juli 1789 → __________________________
1 januari 2025 → __________________________
31 december 1999 → __________________________
5 mei 1945 → __________________________
29 februari 2024 → __________________________
timer
5:00

Slide 20 - Slide

⏰ 5. Kloktijden (l’heure)
🧩 Opdracht: Vertaal in het Frans.
Het is kwart voor zes.
De trein vertrekt om tien over half acht.
Ik sta op om vijf voor zeven.
De film begint om half negen ’s avonds.
Het is twaalf uur ’s middags.
timer
5:00

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Slide

Aujourd'hui nous allons 
Startopdracht: Schrijfvaardigheid deel 1 en deel 2
Kijk- en luistervaardigheid: kijk-luisterfragment + vragen 
Leesvaardigheid oefenen : 
Nakijken module Lire leçon 2 et 3

Slide 24 - Slide

Qui es-tu ? 

Je schrijft een mail aan een Frans meisje voor een schoolproject. Maak hele zinnen in het Frans.
Vraag:
1 Of ze zich ook wil voorstellen;
2 Of ze in Amsterdam wil logeren;
3 Of ze van muziek houdt;
4 Of ze een huisdier heeft;
5 Of ze een foto van haar familie heeft.



timer
15:00

Slide 25 - Slide

Reageer op de WhatsApp-berichten.
Maak hele zinnen in het Frans.
1 Tu veux venir faire du shopping avec moi ?
  Schrijf dat het je geweldig lijkt.
2 Salut, on fait une petite soirée chez Liam. Tu viens ?
  Bedank voor de uitnodiging en vraag wat er nodig is voor het feest.
3 Tu veux jouer au tennis cet après-midi ?
Schrijf: Ja, je kunt op me rekenen.
4 J'organise un barbecue dimanche. Tu viens ?
  Schrijf dat je natuurlijk wil komen.
5 Tu vas aussi à la fête du collège ?
  Schrijf dat het je spijt, en dat je niet kunt komen.






timer
10:00

Slide 26 - Slide

Je bent op uitwisseling in Frankrijk en praat met Chloé over het volgende schooljaar.
Maak hele zinnen in het Frans. 
1 Salut, ça va ? Qu’est-ce que tu vas faire l’année prochaine ?
  Groet, zeg dat het goed met je gaat en dat je dit jaar een keuzevak moet kiezen.
2 C’est bien ! Tu as déjà décidé ?
  Zeg dat je het nog niet weet en dat je twijfelt tussen geschiedenis en aardrijkskunde.
3 Pourquoi ?
  Zeg dat je goed bent in geschiedenis maar dat je ook houdt van aardrijkskunde.
4 C’est difficile, je crois !
  Zeg ‘Ja’, en zeg dat je ook erg geïnteresseerd bent in talen.
5 C’est encore plus compliqué !
  Zeg ‘Ja’ en zeg dat je een tijdje in een ander land wilt wonen.
6 C’est super ! Alors, tu ne trouves pas ça difficile de parler une langue étrangère ?
  Zeg ‘Nee’ en zeg dat je je nu goed redt in het Frans omdat je sinds drie jaar Frans hebt.
7 C’est impressionnant ! Bon courage !
  Bedank.










Slide 27 - Slide

Er is een groep Franse leerlingen op bezoek op jouw school. Een aantal leerlingen is gevraagd om te vertellen over de keuzeprofielen in havo. Jij bent uitgekozen om iets te vertellen over het profiel dat je zal kiezen.


• Vertel dat je dit jaar een profiel moet kiezen.
• Vertel welk profiel je gaat kiezen en leg je keuze uit met behulp van de volgende punten:
o Wat je later wilt worden
o Wat je hobby’s of interesses zijn
o In welk(e) vak(ken) je goed bent en in welk(e) vak(ken) je niet zo goed bent
o Minimaal twee karaktereigenschappen van jezelf
• Sluit af met een conclusie waarin je vertelt welk profiel je gaat kiezen en welk vak je laat vallen.




Slide 28 - Slide

KIJK- EN LUISTERVAARDIGHEID 
 

                                                           Deel 1

Slide 29 - Slide

Slide 30 - Link

Wat is de belangrijkste wetenschappelijke ontdekking of bijdrage van Jane Goodall?

Slide 31 - Open question

Hoe oud was Jane Goodall toen ze voor het eerst naar Afrika ging, en wat ging ze daar doen?

Slide 32 - Open question

Wat is de belangrijkste boodschap die aan het einde van de tekst wordt gegeven?

Slide 33 - Open question

Zet de volgende gebeurtenissen uit Jane Goodalls leven in de juiste volgorde en
a-.Ze begint met het oprichten van stichtingen.
b-Ze vertrekt naar Tanzania
c Ze geeft lezingen over de hele wereld
d-Ze ontdekt iets belangrijks over chimpansees.

Slide 34 - Open question

deel 2
                 
                      Quel cadre juridique pour la haute mer ?

Slide 35 - Slide

Slide 36 - Link

Leesvaardigheid oefenen voor het examen 
    1- Inloggen eindexamensite.nl gebruik de volgende link:  https://eindexamensite.nl/join-group-with-code?group_code=HOJIT 
Oefenen met : 5havo- oefenexamen 1
  
timer
20:00

Slide 37 - Slide