T3 P5 Tes vacances

• Frans
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 3

Welke vraag staat in de verleden tijd?

1. Tu voyage en train ?
2. Tu as voyagé en train ?

Comment tu as voyagé ?

1. Hoe reis je?
2. Waar ga je naartoe?
3. Hoe heb je gereisd?
4. Waar ben je geweest?

Kloppen deze vertalingen?
1) à Paris = naar Parijs
2) à Paris = in Parijs

1. alleen de tweede klopt: à = in
2. alleen de eerste klopt: à = naar
3. ze kloppen allebei: à = in of naar

à + een stad of dorp

à + een stad = in / naar

à Amsterdam il y a le musée Van Gogh => in Amsterdam

l'avion va à New York => naar New York

Kloppen deze vertalingen?
1) en France = in Frankrijk
2) au Maroc = in Marokko

1. alleen "en France" klopt
2. alleen "au Maroc" klopt
3. "en" en "au" kunnen allebei "in" betekenen

in / naar een land

en France / en Hollande / en Angeleterre

Als de naam van een land vrouwelijk is (eindigt op -e),
gebruik je "en"

au Maroc / au Portugal / au Canada

Als de naam van een land mannelijk is (eindigt niet op -e)

gebruik je "au"

...aux Etats-Unis / aux Pays-Bas / aux Antilles...

Sleep de woorden naar de juiste plaats om een zin te vormen. Let op: je houdt één woord over!

Nous

voyagé

avons

en

Italie

à

Sleep de woorden naar de juiste plaats om een zin te vormen. Let op: je houdt één woord over!

Je

allé

suis

au

Danemark

en

Sleep de woorden naar de juiste plaats om een zin te vormen. Let op: je houdt één woord over!

Je

c'est

France.

allé

suis

à

Paris

en

au

Où es-tu allé
pendant tes vacances ?
Schrijf een hele zin!

Qu'est-ce que tu as fait ?
Schrijf een hele zin!