7.3.3 Herhaling

• Taal / spelling
• Basisschool
• Groep 5,6

Herhaling

tegenwoordige tijd, verleden tijd en voltooide tijd.

Tegenwoordige tijd

Hier en nu 

Regel: stam + t 

Denk aan de poep regel bij werkwoorden met een -d erin.

ik kies

Verleden tijd

Klaar, afgesloten.

Regel: stam + ten/den 

óf werkwoorden veranderen van klank (sterk)

ik koos

Voltooide tijd

Geeft aan dat iets voltooid is, afgerond.

Regel: hulpwerkwoord  + voltooid deelwoord

ik heb gekozen

Maak de rijen af: gieten
ik ... (tt), ik ... (vt), ik heb ... (volt.)

Maak de rijen af: vinden
ik ... (tt), ik ... (vt), ik heb ... (volt.)

Maak de rijen af: zitten
ik ... (tt), ik ... (vt), ik heb ... (volt.)

Maak de rijen af: genieten
ik ... (tt), ik ... (vt), ik heb ... (volt.)

Wat is de pv?
Mijn grote broer werkt als machinist.

1. Mijn grote broer
2. werkt
3. machinist
4. als

Wat is de pv?
Vorige week mocht ik met hem mee.

1. Vorige week
2. mocht
3. ik
4. hem

Wat is de pv?
Hij vertelt een mooi verhaal.

1. Hij
2. vertelt
3. mooi
4. verhaal

Wat is het ow?
De helm woog best zwaar op mijn hoofd.

1. de helm
2. woog
3. best zwaar
4. mijn

Wat is het ow?
Met veel moeite klom ik in de cabine.

1. de cabine
2. veel moeite
3. klom
4. ik

Wat is het zelfstandig nw?
De meiden wonen in Haarlem.

1. de meiden
2. wonen
3. in
4. Haarlem

Wat is het zelfstandig nw?
Hoor ik nou een deurbel?

1. Hoor
2. ik
3. een deurbel
4. nou

Wat is het bijv. nw?
Dat is een leuke verrassing!

1. dat
2. is
3. leuke
4. verrassing

Wat is het bijv. nw?
Het is een spannend verhaal maar ook zielig.

1. spannend
2. verhaal
3. zielig
4. maar