Historisch Overzicht vanaf 1900 (Quiz)

Historisch Overzicht 
SE 2 WO I & Interbellum


Mavo Quiz
(Begrippen, personen, kaarten, jaartallen)
1 / 50
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 4

This lesson contains 50 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Historisch Overzicht 
SE 2 WO I & Interbellum


Mavo Quiz
(Begrippen, personen, kaarten, jaartallen)

Slide 1 - Slide

Wat is industrialisatie?
A
Een periode van grote en snelle verandering door de komst van industrie.
B
Het ontstaan van industrie (fabrieken) in een gebied waar eerst vooral landbouw was.
C
Een speciale dans.
D
Mensen die in fabrieken werken.

Slide 2 - Quiz

Lees de zinnen hieronder over de veranderingen in het leven van mensen.

Welke zin is juist?
A
Mensen waren veel meer tijd kwijt door alle nieuwe communicatiemiddelen.
B
Mensen gingen zich Groninger of Amsterdammer voelen in plaats van Nederlander
C
De spoorwegen bevorderden de eenheid in Nederland.
D
Er werd veel minder gereisd.

Slide 3 - Quiz

Welk woord wordt bedoeld?
trots op je eigen land – vlag – volkslied

Slide 4 - Open question

Nationalisme is:
A
Een eigen staat voor je land willen.
B
Een grote liefde hebben voor je eigen volk.
C
Een leger hebben om je eigen volk te verdedigen.
D
Niet zwakker willen zijn dan andere volken.

Slide 5 - Quiz

Welk woord heeft niets te maken met nationalisme?
A
vlag
B
land
C
mitrailleur
D
volk

Slide 6 - Quiz

Welk woord heeft niets te maken met militarisme?
A
soldaat
B
volkslied
C
uniform
D
medailles

Slide 7 - Quiz

De Eerste Wereldoorlog duurde van...
A
1914 - 1917
B
1914 - 1918
C
1939 - 1945
D
1940 - 1945

Slide 8 - Quiz

In 1914 kwamen veel Europese landen met elkaar in oorlog. Wat is daarvan geen oorzaak
A
nationalisme
B
opkomst van Hitler
C
militarisme
D
bondgenootschappen

Slide 9 - Quiz

Welke moord was de aanleiding voor het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog?
A
De moord op de Duitse keizer, Wilhelm II
B
De moord op de Russische tsaar, Nicolaas II
C
De moord de keizer van Oostenrijk-Hongarije, Franz Jozef
D
De moord op de troonopvolger van het Oostenrijks-Hongaarse rijk Franz Ferdinand

Slide 10 - Quiz

Welk woord wordt bedoeld?
vrienden – helpen – landen - oorlog

Slide 11 - Open question

Welk land hoort niet bij de Centralen
A
Oostenrijk-Hongarije
B
Bulgarije
C
Duitsland
D
Frankrijk

Slide 12 - Quiz

Bij welk bondgenootschap hoorde Frankrijk in 1914?
A
Centralen
B
Geallieerden
C
As-landen
D
NAVO

Slide 13 - Quiz

Bij welk bondgenootschap hoorde Rusland in 1914?
A
Centralen
B
Geallieerden
C
As landen
D
NAVO

Slide 14 - Quiz

Welk land hoort niet bij de Geallieerden?
A
Engeland
B
Verenigde Staten
C
Frankrijk
D
Duitsland

Slide 15 - Quiz

Met een front wordt bedoeld:
A
De plaats waar gevochten wordt.
B
De wapenfabrieken
C
De plaats waar een oorlog gepland wordt.
D
De voorkant van een leger.

Slide 16 - Quiz

Een totale oorlog is een oorlog:
A
Waarbij veel landen zijn betrokken.
B
Waarin het hele volk wordt ingeschakeld.
C
Waarin zowel te land als ter zee wordt gevochten.
D
Waarin veel soldaten sneuvelen.

Slide 17 - Quiz

Er worden vier begrippen uitgelegd. Drie definities zijn fout. Welk begrip wordt goed uitgelegd?
A
Een totale oorlog is een oorlog waarbij niet alleen het leger, maar de hele samenleving betrokken is.
B
Modern imperialisme is het veroveren van gebieden in andere werelddelen om militaire redenen, en omdat het aanzien en macht oplevert.
C
Nationalisme is trots zijn op je eigen leger.
D
Een wapenwedloop is een 'wedstrijd' tussen landen wie het eerst zijn wapens aan het front kan hebben.

Slide 18 - Quiz

Een loopgravenoorlog is een oorlog die wordt uitgevochten vanuit schuilplaatsen in de grond:
A
waar
B
niet waar

Slide 19 - Quiz

In een loopgravenoorlog ligt het front langdurig op dezelfde plaats:
A
waar
B
niet waar

Slide 20 - Quiz

Tijdens de Eerste Wereldoorlog werd in West-Europa een loopgravenoorlog uitgevochten
A
waar
B
niet waar

Slide 21 - Quiz

Een loopgravenoorlog kan nooit een tweefrontenoorlog zijn:
A
waar
B
niet waar

Slide 22 - Quiz

In de Eerste Wereldoorlog vochten, vooral aan Britse en Franse zijde mensen uit hun kolonies mee.

Maak de zin af. Dat mensen uit de kolonies meevechten, is voornamelijk een gevolg van ...
A
het nationalisme
B
het modern imperialisme
C
de bondgenootschappen
D
het militarisme

Slide 23 - Quiz

De tank werd tijdens de Eerste Wereldoorlog voor het eerst als wapen ingezet. Voor welke wapens geldt hetzelfde?
A
de atoombom, de auto, de duikboot
B
het vliegtuig, de auto, de duikboot
C
het gifgas, het vliegtuig, de duikboot
D
de atoombom, het gifgas, de duikboot

Slide 24 - Quiz

Je kent het verschil tussen oorzaak en aanleiding. Twee zinnen daarover:

I De aanleiding heeft altijd met geweld te maken. Het is een oorlog, of een moord, of een vechtpartij. Oorzaken hebben niet altijd met geweld te maken.

II De aanval van Duitsland op België en Frankrijk was de aanleiding tot de Eerste Wereldoorlog
A
Zin I is juist, zin II is onjuist.
B
Zin I is onjuist, zin II is juist.
C
Zin I en II zijn allebei juist.
D
Zin I en II zijn allebei onjuist.

Slide 25 - Quiz

Hoe kon de moord op Franz-Ferdinand leiden tot het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog?
A
De moordenaar was door Rusland gestuurd. Daarom verklaarde Oostenrijk-Hongarije de oorlog aan Rusland; de overige grote landen kozen toen partij voor hun bondgenoten.
B
Frankrijk voelde zich door de moord bedreigd door Duitsland en Oostenrijk-Hongarije en verklaarde snel aan Duitsland de oorlog, waarna de andere landen zich aansloten.
C
De moordenaar kwam uit Servië, daarom verklaarde Oostenrijk-Hongarije aan dit land de oorlog. Duitsland steunde Oostenrijk-Hongarije. Vervolgens verklaarde iedereen elkaar de oorlog
D
De kogel was eigenlijk bedoeld voor de Duitse keizer Wilhelm II. Uit wraak verklaarde Duitsland toen de oorlog aan Rusland en aan Frankrijk.

Slide 26 - Quiz

Wat was het doel van het Von Schlieffenplan?
A
zorgen dat de tegenstanders van Duitsland in een tweefrontenoorlog terechtkwamen
B
zorgen dat Duitsland in een tweefrontenoorlog terechtkwam
C
voorkomen dat de tegenstanders van Duitsland in een tweefrontenoorlog terechtkwamen
D
voorkomen dat Duitsland in een tweefrontenoorlog terechtkwam

Slide 27 - Quiz

Waar liep het westelijk front?
A
van het noorden van België, via het noorden van Frankrijk, naar de Zwitserse grens
B
van het zuidwesten van België, via het noorden van Frankrijk, naar de Duitse grens
C
van het noorden van België, via het noorden van Frankrijk, naar de Duitse grens
D
van het zuidwesten van België, via het noorden van Frankrijk, naar de Zwitserse grens

Slide 28 - Quiz

Wie was in Rusland de leider van de communisten tijdens de Russische Revolutie?
A
Chroesjtsjov
B
Gorbatsjov
C
Lenin
D
Stalin

Slide 29 - Quiz


Welke kaart hoort bij het jaar 1910?
Gebruik de bron
A
kaart 1
B
kaart 2
C
kaart 3
D
kaart 4

Slide 30 - Quiz

In de Vrede van Versailles werd bepaald dat Duitsland grondgebied moest afstaan.
Aan welke landen moest Duitsland grondgebied afstaan?
A
Frankrijk en Nederland
B
Nederland en Oostenrijk
C
Oostenrijk en Polen
D
Polen en Frankrijk

Slide 31 - Quiz

In 1929 stortte de beurs op Wall Street in. Het gevolg daarvan was een wereldwijde economische crisis. Duitsland werd door deze crisis extra zwaar getroffen.

Waarom werd Duitsland extra zwaar getroffen door de wereldwijde economische crisis?
A
De Verenigde Staten hadden hun financiële hulp aan Duitsland stopgezet.
B
Duitsland had geld uitgeleend aan andere landen om de economie weer op te bouwen.
C
Hitler had enorme schulden gemaakt om het leger weer op te bouwen.
D
Roosevelt had opdracht gegeven om alle Duitse producten uit Amerikaanse winkels te halen.

Slide 32 - Quiz

Toen Stalin in de Sovjet-Unie aan de macht kwam, wilde hij van zijn land een moderne industriële staat maken.
Welke maatregelen nam Stalin om van de Sovjet-Unie een moderne industriële staat te maken?
A
collectivisatie van de landbouw en invoering van een vijfjarenplan
B
invoering van een vijfjarenplan en opbouw van een verzorgingsstaat
C
opbouw van een verzorgingsstaat en werkverschaffingsprojecten
D
werkverschaffingsprojecten en collectivisatie van de landbouw

Slide 33 - Quiz


Is het waarschijnlijk dat deze spotprent over de Italiaanse leider in 1937 in een Duits tijdschrift is verschenen?
Gebruik de bron
A
Ja, het is waarschijnlijk, omdat Hitler nog geen macht had om een spotprent tegen te houden.
B
Ja, het is waarschijnlijk, omdat Hitler zijn politieke tegenstanders in Europa graag liet bespotten.
C
Nee, het is niet waarschijnlijk, omdat Hitler de publicatie van portretten verbood van politieke tegenstanders in Europa.
D
Nee, het is niet waarschijnlijk, omdat Hitler verbood om kritiek op een bevriend staatshoofd te geven.

Slide 34 - Quiz

Welke partij werd in Nederland in 1931 opgericht onder invloed van het Italiaanse fascisme en het Duitse nationaal-socialisme?
A
ARP
B
NSDAP
C
SDAP
D
NSB

Slide 35 - Quiz

Wat was de naam van de jeugdorganisatie voor jongens in Nazi-Duitsland?
A
Hitlerjugend
B
Bund Deutscher Mädel
C
Wehrmacht
D
Hitlerjungs

Slide 36 - Quiz


De moord Frans Ferdinand van Oostenrijk was de aanleiding tot de Eerste Wereldoorlog. Wie was zijn moordenaar?
A
Gavrilo Prinzip
B
Benito Mussolini
C
Anwar Sadat
D
Anton Mussert

Slide 37 - Quiz

De beurskrach op Wall Street vond plaats in
A
1927
B
1929
C
1931
D
1933

Slide 38 - Quiz

De keizer in Rusland werd tsaar genoemd.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 39 - Quiz


Met de postzegel wordt een gebeurtenis herdacht. Welke gebeurtenis wordt herdacht?
Gebruik de bron
A
de kroning van Frans Ferdinand en Sophie tot keizer en keizerin in Wenen
B
de moord op Frans Ferdinand en Sophie door Gavrilo Prinzip tijdens een bezoek aan Sarajevo
C
het ondertekenen van een vredesverdrag door Frans Ferdinand en Sophie in Versailles
D
het uitbreken van een volksopstand onder leiding van Frans Ferdinand en Sophie in Berlijn

Slide 40 - Quiz


Hoe heet de economische ontwikkeling
die je in de bron ziet?
Gebruik de bron
A
(hyper)inflatie
B
beurskrach
C
crisis
D
wederopbouw

Slide 41 - Quiz


Welke staatkundige kaart hoort bij Europa tijdens het Interbellum?
Gebruik de bron
A
kaart 1
B
kaart 2
C
kaart 3
D
kaart 4

Slide 42 - Quiz


Bij welke feministische golf hoort de bron?
Gebruik de bron
A
De eerste feministische golf
B
De tweede feministische golf
C
De derde feministische golf
D
De vierde feministische golf

Slide 43 - Quiz


Bij welke periode hoort de bron?
Gebruik de bron
A
1900-1910
B
1910-1920
C
1920-1930
D
1930-1940

Slide 44 - Quiz

Met welke beloftes probeerde Hitler aan het begin van de jaren dertig de steun van het Duitse volk te krijgen?
A
de beloftes dat de rechtsstaat zou worden ingevoerd en de werkloosheid zou worden bestreden
B
de beloftes dat de werkloosheid zou worden bestreden en het leger zou worden herbewapend
C
de beloftes dat het leger zou worden herbewapend en indoctrinatie zou worden toegepast
D
de beloftes dat indoctrinatie zou worden toegepast en de rechtsstaat zou worden ingevoerd

Slide 45 - Quiz

Het communisme in de Sovjetunie had gevolgen voor de arbeiders.

Welk gevolg voor de arbeiders is juist?
A
De arbeiders merkten niet veel van het communisme, omdat het communisme zich vooral bezighield met politiek.
B
De arbeiders moesten door middel van communistische vijfjarenplannen eigen bedrijven beginnen.
C
De arbeiders moesten werken aan de door de communistische partij opgelegde productieplannen.
D
De arbeiders werden massaal van de stad naar het platteland gestuurd om daar verplicht samen te werken in de landbouw.

Slide 46 - Quiz

Welk woord moet op de puntjes staan?

De economische crisis ontstond in 1929 toen de beurs in ... instortte.
A
New York
B
Amsterdam

Slide 47 - Quiz

Welk woord moet op de puntjes staan?

De reactie van de regering Colijn op de economische crisis staat bekend als ...
A
Aanpassingspolitiek
B
Gelijkschakeling

Slide 48 - Quiz

Welk woord moet op de puntjes staan?

Daarnaast probeerde de regering Colijn mensen aan het werk te krijgen door het stimuleren van...
A
werkverschaffingsprojecten
B
omscholingen

Slide 49 - Quiz

Hieronder staan drie gebeurtenissen:

1 de moord op kroonprins Frans Ferdinand
2 het afwerpen van de eerste atoombom
3 het uitbreken van de beurskrach

Wat is de juiste volgorde, van vroeger naar later?
A
1-3-2
B
1-2-3
C
3-2-1
D
2-3-1

Slide 50 - Quiz