Les: Ken je klasgenoten

Les: Ken je klasgenoten
1 / 37
next
Slide 1: Slide
MentorlesMiddelbare schoolvmbo, mavo, havo, vwoLeerjaar 1,2

This lesson contains 37 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Worksheets

Items in this lesson

Les: Ken je klasgenoten

Slide 1 - Slide

Als je nu om je heen kijkt, zie je waarschijnlijk tussen de vijftien en dertig klasgenoten. Sommigen ken je heel goed, terwijl je met andere klasgenoten nog bijna nooit hebt gesproken. In deze les gaat daar verandering in komen.

Introductie 

Slide 2 - Slide

1: Wat verwacht je?
2: Hoe doe je het nu?
3: Aan de slag
4: Experiment
5: Quiz
6: Afsluiting
In dit onderdeel pas je toe wat je in 3: aan de slag geleerd hebt. 
In dit gedeelte blik je vooruit op het onderwerp. Waar gaat het over en waarom is het belangrijk?
Hoe doe je het nu?
In dit gedeelte gaan we dieper in op de stof.
Test je kennis!
Bij tips vind je altijd een aantal handige leerstrategieën 
Inhoudsopgave Les 

Slide 3 - Slide

Wat is eigenlijk de reden dat je met bepaalde klasgenoten veel praat en met anderen juist weinig?

Soms kun je verrast worden door de overeenkomsten die je deelt met iemand, zelfs als je dat niet meteen had verwacht.

Niet alles is namelijk zichtbaar aan de buitenkant. Vergelijk het met een ijsberg. Er is veel meer te ontdekken onder het oppervlak.

1: Wat verwacht je? 

Slide 4 - Slide

Schrijf alles wat bij jou past op een blaadje en bewaar dit tot het einde van de les.
Hoe doe je het nu? 
Dit past bij mij!
Nee, dit past niet bij mij.
op tijd komen
rustig zijn
gamen
uiterlijk
voetbal
innerlijk
nooit te laat
vloggen
druk 
goede cijfers
zorgzaam
afwachten
sportief
relaxed
creatief
opgeruimd
brutaal
slordig
vrolijk
plannen
muziek
hockey

Slide 5 - Drag question

Welke woorden zouden deze klas omschrijven? 

Slide 6 - Mind map

3: Aan de slag  
3.1 Normen en waarden
  • Theorie 
  • Opdracht

3.2: Vooroordelen
  • Theorie
  • Vaardigheid
  • Theorie
Je gaat nu aan de slag met twee onderwerpen.
Zowel binnen als buiten het klaslokaal is het essentieel om respectvol met elkaar om te gaan. Wat voor de één volkomen normaal is, kan voor een ander vreemd zijn.
Vaak hebben we al een oordeel over iemand zonder dat we diegene kennen. Waarom doen we dit?

Slide 7 - Slide

Hoe ga je met elkaar om?

Wat voor de één normaal is, is voor de ander misschien wel heel gek. Het is belangrijk dat jullie met alle leerlingen uit de klas dezelfde regels maken over hoe je met elkaar omgaat.

Dit ga je leren aan de hand van:
  • Normen.
  • Waarden.



Normen
In het alledaagse leven zijn er regels die je dient te volgen, zoals niet door rood licht rijden en oogcontact maken tijdens een gesprek. Deze worden normen genoemd. Als je niet aan deze normen voldoet, kan dit reacties van anderen oproepen.

Normen zijn gedragsregels waar je je aan moet houden.
Waarden
Zaken die iemand of een groepje belangrijk vinden, noemen we waarden. Wat iemand belangrijk vindt, verschilt per persoon.
De één vindt het bijvoorbeeld belangrijk dat je een oud persoon met ''u'' aanspreekt terwijl de ander dat niet uitmaakt. Waarden zijn bijvoorbeeld respect, beleefdheid en vertrouwen.

Waarden zijn zaken die jij als individu belangrijk vindt.
3.1 Normen en Waarden: Theorie 1 

Slide 8 - Slide


Eerlijkheid.
Opdracht 1: Waarde of norm? 
A
norm
B
waarde

Slide 9 - Quiz


Elkaar een hand geven.
Opdracht 1: Waarde of norm? 
A
norm
B
waarde

Slide 10 - Quiz


Op tijd komen voor een afspraak.
Opdracht 1: Waarde of norm? 
A
norm
B
waarde

Slide 11 - Quiz


Gelijkheid.
Opdracht 1: Waarde of norm? 
A
norm
B
waarde

Slide 12 - Quiz


Een oude mevrouw helpen met oversteken.
Opdracht 1: Waarde of norm? 
A
norm
B
waarde

Slide 13 - Quiz


Niet op je mobiel tijdens de les.
Opdracht 1: Waarde of norm? 
A
norm
B
waarde

Slide 14 - Quiz


Vriendelijkheid.
Opdracht 1: Waarde of norm? 
A
norm
B
waarde

Slide 15 - Quiz


Geen rommel op straat gooien.
Opdracht 1: Waarde of norm? 
A
norm
B
waarde

Slide 16 - Quiz


Respect.
Opdracht 1: Waarde of norm? 
A
norm
B
waarde

Slide 17 - Quiz

In het begin van de les heb je nagedacht over waarom je wel met de ene klasgenoot praat en niet met de ander.

Vaak komt dit doordat je vooraf al een bepaalde verwachting van iemand hebt, "Die is saai." of "Die vindt voetbal niet leuk.". Dit noemen we vooroordelen.

Vooroordelen kunnen ervoor zorgen dat je iemand niet aanspreekt of vooraf al je mening over iemand hebt zonder dat je diegene kent.


Video: Vooroordelen en stereotypen.
3.2 Vooroordelen: Theorie 1 

Slide 18 - Slide

Instructie

  1. Bekijk de video
  2. Maak daarna de vragen bij de video.

Video: Twee klassen beoordelen elkaar.
Bron: Know Shit (3FM))
Opdracht 1: Bekijk de video en maak de Quiz  

Slide 19 - Slide

Onno heeft het in het begin van de video over stereotype. Wat is dat?
A
Een vast beeld van iets of iemand dat niet helemaal met de werkelijkheid klopt.
B
Een vooroordeel.
C
Aziaten zijn slim.

Slide 20 - Quiz

Uit welke twee steden komen de klassen?
A
Gouda en Breda
B
Leiden en Assen
C
Amsterdam en Rotterdam
D
Leiden en Delft

Slide 21 - Quiz

Waarom vonden leerlingen Vera slim?
A
Ze heeft gave kleding aan.
B
Vanwege haar bril.
C
Vanwege haar Aziatische looks.
D
Vanwege haar nerderige kleding.

Slide 22 - Quiz

Wat is een tip die Onno geeft om aardiger gevonden te worden?
A
Handen kruisen.
B
Lachen.
C
Roddelen.
D
Hard praten.

Slide 23 - Quiz

Als iemand met zijn handen gekruist staat, is diegene afstandelijk.
A
juist
B
onjuist

Slide 24 - Quiz

Welke score kun jij halen?
> 0% tot 50% van de informatie klopt
> 50% tot 75% van de informatie klopt
> 75% tot 100% van de informatie klopt 


Bonusvraag:
1 woord goed + 5%
2 woorden goed + 10% 
3 woorden goed + 15%
Maak groepen van drie.

In het begin van de les heb je bij slide 5 gekeken naar wat bij jou past. Pak deze lijst er nu bij.

Twee groepsgenoten moeten zoveel mogelijk vertellen over de andere groepsgenoot.


Nadat je dit hebt gedaan, draait de ene groepsgenoot zijn werkblad om en tel je hoeveel omcirkelde woorden terugkwamen in het verhaal van jouw klasgenoten. Check de score links.


Bonusvraag: kun jij de overige woorden raden die zijn ingevuld door jouw klasgenoot?


4: Experiment  

Slide 25 - Slide

Quiz: Ken je Klasgenoten
5. Quiz 

Slide 26 - Slide

Met hoeveel van je klasgenoten
ga jij eigenlijk om?
A
0 - 5
B
5 - 10
C
10 - 15
D
meer dan 15

Slide 27 - Quiz

Met hoeveel van je klasgenoten
ben jij écht goed bevriend?
A
0 - 2
B
2 - 3
C
3 - 4
D
meer dan 4

Slide 28 - Quiz

Er zijn veel soorten leerlingen. Wie is wat in deze afbeelding?
de encyclopedie
de snel afgeleide
de dromer
de fashion queen/king
de bad boy/girl
de energiekeling
de applicatie-
king/queen
Mr./Mrs. Focus

Slide 29 - Drag question

Mensen hebben al snel een oordeel
klaar. Typ het eerste dat bij je opkomt bij de volgende foto's.

Slide 30 - Slide


Slide 31 - Open question


Slide 32 - Open question


Slide 33 - Open question


Slide 34 - Open question


Slide 35 - Open question

Zie je hoe snel je een mening vormt over iemand die je nog niet eens kent?

Slide 36 - Slide

Bij tips vind je altijd een aantal handige leerstrategieën 
In deze les heb je geleerd:

  • Wat normen en waarden zijn.
  • Wat vooroordelen zijn.
  • Dat je vaak meer gemeen hebt met klasgenoten dan je denkt.
  • In hoeverre jij met je klasgenoten op elkaar lijken en wat jullie over elkaar weten.
6: Afsluiting 

Slide 37 - Slide