11 september 2020 klas 1 Grammaire C: persoonlijk voornaamwoord & être

4e uur: 1A
1 / 19
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

4e uur: 1A

Slide 1 - Slide

Les devoirs
Faire (maken)
14 niet hebt gemaakt --> nu maken
14 wel gemaakt --> 15

In LessonUp: oefeningen met het paarse bolletje (basisstof)
Klaar? Als het goed ging --> geel bolletje
Nog niet helemaal goed --> blauw bolletje
Leren voor MO:
Vocabulaire B - grammaire C (persoonlijk voornaamwoord, être)
Goed doornemen:
- gebruikte instructies (WB p.4) 
- vocabulaire A

Slide 2 - Slide

Ex. 13
  • Corriger ex. 13b
  • Faire ex. 13cd



Slide 3 - Slide

Ex. 14a
  1. tu
  2. nous
  3. je
  4. vous
  5. il
  6. elles

Slide 4 - Slide

Ex. 14b
  1. suis
  2. est
  3. êtes
  4. sommes
  5. est
  6. est
  7. es
  8. sont

Slide 5 - Slide

Ex. 14c
  1. es
  2. suis
  3. êtes
  4. sommes
  5. est
  6. est
  7. sont
  8. sont

Slide 6 - Slide

Ex. 14d
  1. il est
  2. elle est
  3. ils sont              want Paul et Marc --> j + j --> ils
  4. elles sont        want Emma et Marie --> m + m --> elles
  5. ils sont             want Éric et Laura --> j + m --> ils
  6. je suis

Slide 7 - Slide

Ex. 14e
  1. Je suis
  2. Nous sommes / on est
  3. Leila et Lisa sont
  4. Arthur est                            want  Arthur = hij = il
  5. Vous êtes
  6. C'est

Slide 8 - Slide

Faire: exercice 15

Slide 9 - Slide

Grammaire C: le pronom personnel & être

Slide 10 - Slide

Ik kan na deze les...
  • Een paar Franse persoonlijk voornaamwoorden opnoemen
  • Het verschil uitleggen tussen ils en elles
  • Het Franse werkwoord être vervoegen

Slide 11 - Slide

Les devoirs
Faire (maken)
In LessonUp: oefeningen met het paarse bolletje (basisstof)
Klaar? Als het goed ging --> geel bolletje
Nog niet helemaal goed --> blauw bolletje
Leren voor MO:
Vocabulaire B - grammaire C (persoonlijk voornaamwoord, être)
Goed doornemen:
- gebruikte instructies (WB p.4) 
- vocabulaire A

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Video

Slide 14 - Video

ik 
jij
hij  / zij / men
wij
jullie / u
zij
zij 
vous
je
nous
ils
il / elle / on
tu
elles

Slide 15 - Drag question

  Zet de persoonlijk voornaamwoorden in de juiste volgorde 
il
elle
tu
on
nous
je
vous
ils
elles

Slide 16 - Drag question

Ik
Jij
Hij
Wij
Jullie / U
sont
Zij
Men
je
tu
il
elle
on
nous
vous
ils 
elles

Slide 17 - Drag question

Frans
Nederlands
Wij
De meisjes
Jullie
De leerlingen 
Jij
Pierre
Stella
Ik
Men
Meneer Leclerc
Nous
Elles
Vous
Ils
Tu
Il
Elle
Je 
On 

Slide 18 - Drag question

Het werkwoord être
je
tu
il/elle/on
nous
vous
ils/elles
suis
es
est
sommes
êtes
sont

Slide 19 - Drag question