20 05 2021 form. H6 lastige verwijswoorden

THV1L
Welkom 

1 / 15
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 15 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

THV1L
Welkom 

Slide 1 - Slide

Lesdoel en programma 
Aan het eind van deze les weet je hoe je verwijswoorden, ook lastige, correct gebruikt. 

Slide 2 - Slide

Huiswerk
1) opdracht 1, 2 3 en 5 formuleren Hst 5 via Nieuw Ned. Online maken. 

2) maak het oefenwerk n.a.v. je formatieve toets

Slide 3 - Slide

Jou vertel ik dat verhaal wel! 

pv  wwg  ow  lv  mw

Slide 4 - Slide

Instructie verwijswoorden
Je antwoord schrijf je in de chat, 
maar je verzendt je antwoord pas als ik het zeg! 

Slide 5 - Slide

Welk verwijswoord?
1. Het boek, ..... ik gekocht heb, is heel spannend.
2. Josefien is mijn beste vriendin. Ik zie ... wel vijf keer per week. 
3. Ik geef ..... snel een drankje. 

Slide 6 - Slide

Lastige verwijswoorden
  • hen of hun?
  • dat of wat?
  • waar + voorzetsel of wie + voorzetsel?
  • wat zijn voorzetsels?
  • ....
  • in, met, op, naast, tussen, achter, tegen, aan, boven, bij....

Slide 7 - Slide

Hen of hun?
  • Hen als het lijd. vw is en ook na een voorzetsel
  • Hun als het mw. vw is zonder voorzetsel
  • Ik geef Piet en Klaas een cadeau. Ik geef hun (m.vw, zonder vz) een cadeau. 
  • Ik geef een cadeau aan hen (aan=vz).
  • Ik zie hen (lv) namelijk morgen. 

Slide 8 - Slide

Hen: als het lijd. vw is & na voorzetsel
Hun: als het mw. vw is zonder voorzetsel
  1. Als mijn ouders me ophalen, dan heb ik vaak geen zin om met .... mee te gaan.
  2. Ik heb veel vrienden. Ik stuur .... allemaal een uitnodiging voor mijn feest. 
  3. Rosa en Lisette kwamen me ophalen. Ik ken .... al sinds de basisschool.

Slide 9 - Slide

Wat of dat?
  • Dat: na een het-woord: het huis dat ik zie, het meisje dat daar loopt
  • Wat: 
  • na 'dat' of 'datgene' (dat wat jij ziet, is mooi)
  • na 'alles', 'niets', 'iets' en 'het enige' (alles wat je ziet)
  • na een overtreffende trap (zonder zn!) (het leukste wat je kan doen)
  • na een hele zin: Het reizen naar Spanje in coronatijd met de vrienden is goed gegaan, wat we niet verwacht hadden.

Slide 10 - Slide

Wat of dat?
  1. Breakdancen is het enige .... hij graag doet.
  2. Dit jaar gaan we weer naar Frankrijk op vakantie, .... ik erg leuk vind.
  3. Het mooiste ..... ik ooit gezien heb in Rome is de Sint-Pieter.
  4. Het spannendste boek ..... hij kent, is Oorlogswinter

Slide 11 - Slide

Waarover of over wie?
Waarmee of met wie?
  • waar/daar + vz: dieren, planten en dingen 
  • voorzetsel + wie:  mensen
  • Vertellen over:
  • Het boek waarover je vertelde, heb ik zelf ook gelezen.
  • Samenwerken met:
  • De klasgenoot met wie ik graag samenwerk, heet Manja. 

Slide 12 - Slide

Welke vraag heb je nog over deze verwijswoorden?

Slide 13 - Slide

Aan de slag (je blijft in Teams)
Maken: Hst. 6 pag. 182-183, Opdr. 1, 2 en 4 en 6c via Nieuw Ned Online, zie planning

Klaar? verder oefenen met oefenstof van Hst 3 en 4 (op basis van je formatieve toets) en daarna lezen in je vierde leesboek. 

Slide 14 - Slide

Wat heb je goed onthouden van deze les? 

Slide 15 - Slide