Voorkennis hoofdstuk 4: molberekenen

Voorkennis hoofdstuk 4: molberekenen
1 / 35
next
Slide 1: Slide
ScheikundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 35 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Voorkennis hoofdstuk 4: molberekenen

Slide 1 - Slide

Planning
  • Inleveren PO bio-ethanol
  • Module molberekeningen: t/m molaire massa
  • Maken opgaven

Slide 2 - Slide

Les 3.4 Atoommassa en molaire massa

Slide 3 - Slide

Leerdoelen 3.4
  • Je kunt uitleggen wat de relatieve atoommassa inhoudt.
  • Je kunt de molaire massa van een stof berekenen.
  • Je kunt uitleggen wat de chemische hoeveelheid (de mol) voorstelt.
  • Je kunt berekenen hoeveel deeltjes er in een aantal mol zitten en omgekeerd.
  • Je kunt berekenen hoeveel mol deeltjes er in een aantal gram zit en omgekeerd. 

Slide 4 - Slide

atomaire massa-eenheid
  • Atomaire massa-eenheid u: 1 u = 1,66 x 10-27 kg (BINAS 7B)

Slide 5 - Slide

atoomnummer en massagetal
  • atoomnummer = aantal protonen = aantal elektronen
  • massagetal = aantal protonen + aantal neutronen


Slide 6 - Slide

atoomnummer en massagetal
  • Isotopen: atomen van hetzelfde element, die verschillend aantal neutronen in de kern hebben. 
  • Bijvoorbeeld: chloor kent twee isotopen in de natuur Cl-35 en Cl-37 (massagetal!)
  • ** Cl-35 heeft 35-17=18 neutronen, notatie: 
  • ** Cl-37 heeft 27-17=20 neutronen

Slide 7 - Slide

Relatieve atoommassa
  • Cl-35 heeft een massagetal van 35,0 u, komt 75,8% voor
  • Cl-37 heeft een massagetal van 37,0 u, komt 24,2% voor

  • het gemiddelde van de chlooratomen dat voorkomt op de aarde is dus 35,0 x 75,8% + 37,0 x 24,2% = 35,5 u, dit noemen wij de relatieve atoommassa van chloor

Slide 8 - Slide

Relatieve atoommassa
  • het gemiddelde van de chlooratomen dat voorkomt op de aarde is dus 35,0 x 75,8% + 37,0 x 24,2% = 35,5 u, dit noemen wij de relatieve atoommassa van chloor.
  • Deze kan je terug vinden in het periodiek systeem.

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

mol (voorbeeld voor logisch maken)
  • 1 dozijn NH3-moleculen komt overeen met 12 NH3-moleculen.
  • In 1 dozijn NH3-moleculen (12 stuks) bevinden zich 1 dozijn N-atomen (12 stuks) en 3 dozijn H-atomen (3 × 12 = 36 stuks).
  • De verhouding =  NH3-moleculen : N-atomen : H-atomen 
  •                                 =          1                         :             1         :        3

Slide 11 - Slide

mol (voorbeeld voor logisch maken)
  • 1 dozijn mol NH3-moleculen komt overeen met 6,02∙1023                         NH3-moleculen.
  • In 1 dozijn mol NH3-moleculen (6,02∙1023 stuks) bevinden zich 1 dozijn mol N-atomen (6,02∙1023 stuks) en 3 dozijn mol waterstofatomen (3 × 6,02∙1023 = 18,06∙1023 stuks).
  • De molverhouding =  NH3-moleculen: N-atomen : H-atomen 
  •                                         =          1                         :             1         :        3

Slide 12 - Slide

mol (voorbeeld voor logisch maken)
  • 1 dozijn mol NH3-moleculen komt overeen met 6,02∙1023                         NH3-moleculen.
  • In 1 dozijn mol NH3-moleculen (6,02∙1023 stuks) bevinden zich 1 dozijn mol N-atomen (6,02∙1023 stuks) en 3 dozijn mol waterstofatomen (3 × 6,02∙1023 = 18,06∙1023 stuks).
  • De molverhouding =  NH3-moleculen: N-atomen : H-atomen 
  •                                         =          1                         :             1         :        3

Slide 13 - Slide

Getal van avogadro
  • Avogadro heeft het aantal deeltjes dat zich in één mol bevindt niet zomaar gekozen. Het is precies het aantal u dat in één gram past:

Slide 14 - Slide

mol
  • N = n ∙ NA       of
Hierin is:
  • N het aantal deeltjes;
  • n de chemische hoeveelheid in mol (mol);
  • NA het getal van Avogadro, 6,02∙1023 deeltjes per mol (mol−1).

Slide 15 - Slide

mol
  • N = n ∙ NA       of

Slide 16 - Slide

Voorbeeld 1
  • Bereken hoeveel mol moleculen aanwezig is in 1,25·1028 moleculen. 

Slide 17 - Slide

Voorbeeld 1
  • Bereken hoeveel mol moleculen aanwezig is in 1,25·1028 moleculen. 

Slide 18 - Slide

Voorbeeld 2 
  • Bereken hoeveel waterstofatomen er aanwezig zijn in 1,0 mol butaan (C4H10).

Slide 19 - Slide

Voorbeeld 2 
  • Bereken hoeveel waterstofatomen er aanwezig zijn in 1,0 mol butaan (C4H10).

Slide 20 - Slide

molaire massa
  • De relatieve massa van een atoom of molecuul in u komt dus overeen met de massa van één mol stof in gram. 
  • Wanneer je 1,00 mol koolstofatomen afweegt, (12,01 u), zal de weegschaal 12,01 g aangeven. 
  • Met andere woorden: de relatieve molecuulmassa Mr in u is gelijk aan de molaire massa (M) in gram per mol (g/mol)

Slide 21 - Slide

Voorbeeld 
  • Bereken de molaire massa van glucose (C6H12O6).

Slide 22 - Slide

Voorbeeld 
  • Bereken de molaire massa van glucose (C6H12O6).

Slide 23 - Slide

Maken: opdracht 1 t/m 3 
(blz 4 in boekje)

Klaar? lees ''VAN CHEMISCHE HOEVEELHEID NAAR MASSA EN OMGEKEERD'' en maak de rest van de opgaven. 

Slide 24 - Slide

Nakijken: opdracht 1 t/m 3 (blz 4)

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Slide

mol
  • m = n ∙ M     of
Hierin is:
  • m de massa van de stof in gram (g);
  • n de chemische hoeveelheid in mol (mol);
  • M de molaire massa in gram per mol (g/mol) (periodiek systeem)

Slide 27 - Slide

mol
  • m = n ∙ M     of

Slide 28 - Slide

Voorbeeld 4
In een fles wijn is 72,0 g alcohol (C2H6O) aanwezig.
Bereken hoeveel mol alcohol er aanwezig is in deze fles wijn.

Slide 29 - Slide

Voorbeeld 4
In een fles wijn is 72,0 g alcohol (C2H6O) aanwezig.
Bereken hoeveel mol alcohol er aanwezig is in deze fles wijn.

Slide 30 - Slide

Voorbeeld 5
Een glas chocomel bevat 10 g suiker (C12H22O11).
Bereken hoeveel mol suiker dit glas chocomel bevat.

Slide 31 - Slide

Voorbeeld 5
Een glas chocomel bevat 10 g suiker (C12H22O11).
Bereken hoeveel mol suiker dit glas chocomel bevat.

Slide 32 - Slide

Maken: opdracht 4 t/m 7 
(vanaf blz 5 in boekje)

Klaar? lees paragraaf 1 van hoofdstuk 4!

Slide 33 - Slide

Nakijken: opdracht 4 t/m 7 
(vanaf blz 5 in boekje)

Slide 34 - Slide

Slide 35 - Slide