Grammatica - Werkwoorden

Docent 
Digibord
Rodjin
Regina
Loïs
Bart
Sil
Hermine
Eline
Milo
Tirza
Joyce
Veerle
Elif
Mirthe
Milou
Robin
Fleur
Nora
Jessica
Valentijn
1 / 16
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 1

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Docent 
Digibord
Rodjin
Regina
Loïs
Bart
Sil
Hermine
Eline
Milo
Tirza
Joyce
Veerle
Elif
Mirthe
Milou
Robin
Fleur
Nora
Jessica
Valentijn

Slide 1 - Slide

Nederlands 1B
Grammatica werkwoorden 
Cursus 5 

Op je tafel je laptop, inloggen in LessonUp

Slide 2 - Slide

Lesdoelen

- Je weet wat werkwoorden zijn


- Je kunt verschillende werkwoorden in een zin aanwijzen


- Je kunt de persoonsvorm in een zin aanwijzen



Slide 3 - Slide

Werkwoorden

Slide 4 - Mind map

Hoe noemen we werkwoorden ook wel?
A
Persoonsvormen
B
Doe-woorden
C
Lidwoorden
D
Zelfstandig naamwoorden

Slide 5 - Quiz

Wat is het werkwoord in deze zin?
Ik schrijf een brief naar mijn oma.
A
oma
B
brief
C
schrijf
D
ik

Slide 6 - Quiz

Wat is het werkwoord in deze zin?
Zij waren de hele dag op school.
A
Zij
B
waren
C
dag
D
school

Slide 7 - Quiz

Werkwoorden
Sommige zinnen bestaan uit meerdere werkwoorden. 
Dit kan komen doordat er zo duidelijk wordt wanneer de actie/handeling heeft plaats gevonden.
Bijvoorbeeld:
Ik koop een cadeautje. 
(Het cadeautje wordt op dit moment gekocht of moet nog gekocht worden)
Ik heb een cadeautje gekocht. 
(Het cadeautje is al gekocht)

Slide 8 - Slide

Hoeveel werkwoorden staan er in deze zin?

Zij hebben een mooie tekening gemaakt.
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 9 - Quiz

Hoeveel werkwoorden staan er in deze zin?

Mijn zus vindt haar Nederlands docent erg vervelend.
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 10 - Quiz

Hoeveel werkwoorden staan er in deze zin?

Ik zou graag een ijsje willen kopen.
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 11 - Quiz

Werkwoorden
Er kunnen dus meerdere werkwoorden in de zin staan.

In elke zin is altijd de persoonsvorm te vinden.

Is er maar één werkwoord in de zin te vinden, dan is dat dus de persoonsvorm.





Slide 12 - Slide

Slide 13 - Video

Persoonsvorm
Er zijn 3 manieren om de persoonsvorm te vinden

- Enkelvoud of meervoud
- De zin vragend maken ?
- Tegenwoordig tijd of verleden tijd 

Slide 14 - Slide

Wat is de persoonsvorm van de volgende drie zinnen? Sleep het juiste woord naar het juiste nummertje.
1.

2.

3.
1.
2.
3.
Mijn vader
gaf
mij
vijf euro.
Emmanuel
en
Mark
gaan
voetballen.
Heb
jij
het huiswerk
af?

Slide 15 - Drag question

Zelfstandig werken
Blz. 198-blz. 201 
Alle opdrachten!

Nog niet helemaal klaar? --> Huiswerk voor maandag

Slide 16 - Slide