Economie examen

Examen VMBO-TL
2025
economie 
Examentraining
1 / 33
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

This lesson contains 33 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Examen VMBO-TL
2025
economie 
Examentraining

Slide 1 - Slide

Wat gaan we doen?
  • Tips voor het maken van een examen

  • Checken of we weten hoe het examen eruit gaat zien
  • Oefenen met examenvragen

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Video

Bij je economie examen mag je een woordenboek gebruiken
A
Nee, natuurlijk niet
B
Ja, een Nederlands woordenboek
C
D
Ja, een NL woordenboek of een Nederlands wb naar een andere taal

Slide 4 - Quiz

Laatste tips
  • Geldbedragen afronden op 2 decimalen
  • Procenten afronden op 1 decimaal
  • Let op: soms moet je anders afronden!
  • Lees de vraag en informatie goed
  • Heb je antwoord gegeven op de vraag?
  • Begrippen en theorie goed leren

Slide 5 - Slide

Laatste tips
  • Begin je antwoord met de vraag
  • Gebruik een kladpapier
  • Schrijf de definities op

Slide 6 - Slide

Het examen maken
Gebruik je kladpapier:
  1. Schrijf ook de woorden erbij
  2. Markeer vragen waar je over twijfelt
  3. Blijf niet te lang bij een vraag hangen, markeren en aan het eind proberen.
Let op de eenheden (€, %, aantallen, $, miljoen, x1000, enz.)

!!!Controleer je antwoorden!!!

Slide 7 - Slide

Correctie examen
  • Per vraag krijgen je 0, 1, 2 of 3 punten.
  • Eén antwoord gevraagd? Alleen jouw eerste antwoord wordt gelezen.
  • Géén berekening? Dan géén punten.
  • Wordt er een antwoord met verklaring gevraagd? Zonder verklaring géén punten.
  • Geef je bij meerkeuze meer antwoorden dan gevraagd? Géén punten.

Slide 8 - Slide

Soorten vragen

Slide 9 - Slide

Kennisvraag
Noem twee oorzaken van het ontstaan van inflatie.
Wat betekent eigenlijk oorzaken?

Slide 10 - Slide

Kennisvraag
Noem twee oorzaken van het ontstaan van inflatie.
Wat betekent eigenlijk oorzaken?

Een oorzaak is de start van een situatie. Het vertelt waarom iets gebeurt. 
Een gevolg is wat er na die oorzaak gebeurt.

Slide 11 - Slide

Noem twee oorzaken van het ontstaan van inflatie.

Slide 12 - Open question

Inzichtsvraag
Een lager rentepercentage stimuleert de economie, maar kan ook leiden tot hogere inflatie.
Leg uit in twee stappen dat een lager rentepercentage kan leiden tot een hogere inflatie.

Slide 13 - Slide

Leg uit in twee stappen dat een lager rentepercentage kan leiden tot een hogere inflatie.

Slide 14 - Open question

Een zin economisch juist maken
Als Uit met Bello weinig bedrijfskosten heeft, is het verschil tussen de brutowinst en de nettowinst relatief …(1)… (groot / klein). De aanschaf van hondenbrokken zijn …(2)… (afschrijvingskosten / variabele kosten / vaste kosten).

Slide 15 - Slide

Maak van de onderstaande zinnen een economisch juiste tekst door de juiste woorden te kiezen.


Door de aanschaf van het autobusje wordt er op een andere manier gewerkt bij Uit met Bello. De aanschaf van het autobusje leidt voor het bedrijf tot een toename van de …(1)… (consumptiecapaciteit / productiecapaciteit) van het bedrijf. De aanschaf van het autobusje leidt tot een …(2)… (arbeidsintensievere / kapitaalintensievere) productie.
A
1. consumptiecapaciteit 2. arbeidsintensievere
B
1. productiecapaciteit 2. kapitaalintensievere
C
1. consumptiecapaciteit 2. kapitaalintensievere
D
1. productiecapaciteit 2. arbeidsintensievere

Slide 16 - Quiz

Monocultuur en hoge schulden zijn kenmerken van een ontwikkelingsland, zo ook in Zambia.
Noem nog twee andere kenmerken van een ontwikkelingsland.

Slide 17 - Open question

Wat zijn argumenten?
A
Belangrijke woorden in een tekst die een verband aangeven
B
Woorden die de mening van de schrijver aangeven
C
Een onderbouwing van de reden waarom je iets doet of niet doet of vindt of niet vindt
D
Voorbeelden die gegeven worden in de tekst

Slide 18 - Quiz

Volgens Rashid zijn inkomensverschillen prima. Hij vindt dan ook dat “het slecht zou zijn voor de Nederlandse economie als iedereen hetzelfde zou verdienen”.
Noem een argument voor de uitspraak van Rashid.

Slide 19 - Open question

Wat is een reden?
A
Waardoor het komt
B
Wat je wilt
C
Wat je mening is
D
Wat voorbeelden zijn

Slide 20 - Quiz

Wat is uitleggen?
A
iets neerleggen
B
iets vertellen over het onderwerp
C
iets pakken
D
Iets uit elkaar halen

Slide 21 - Quiz

Marjolein: “Ons rozenkweekbedrijf maakt winst. Dat komt voornamelijk
doordat we de productie voor een groot deel verplaatst hebben naar
Kenia in Afrika. De kostprijs is daardoor laag.”
Noem een reden voor de lage kostprijs van de rozenproductie in
Kenia.

Slide 22 - Open question

Tim en Tom horen hun ouders praten over de waardestijging van de
woning. Zij denken dat hun ouders daar blij mee zijn, maar vader merkt
op: “Aan die gestegen waarde hebben we nu niets.”
Leg de opmerking van vader uit.

Slide 23 - Open question

Tim en Tom horen hun ouders praten over de waardestijging van de
woning. Zij denken dat hun ouders daar blij mee zijn, maar vader merkt
op: “Aan die gestegen waarde hebben we nu niets.”
Leg de opmerking van vader uit.
maximumscore 1
voorbeeld van een juiste uitleg:
De waardestijging is alleen van belang op het moment dat de woning wordt verkocht (en zij zijn van plan nog minimaal 15 jaar daar te blijven wonen).

Slide 24 - Slide

Rekenvragen
- Procenten 
- Kredietkosten
- BTW 
-Inkomen per hoofd van de bevolking
- Brutowinst / netto-winst
-Afschrijving 
- Terugverdientijd


Slide 25 - Slide

Van de Nederlanders tussen de 60 en 65 jaar werkt nu 65%. Twintig jaar
geleden was dit nog 20%.
Bereken de procentuele toename van de arbeidsparticipatie van
Nederlanders tussen de 60 en 65 jaar in deze twintig jaar. Schrijf je
berekening op.

Slide 26 - Open question

Oefenen

Slide 27 - Slide


Slide 28 - Open question


Slide 29 - Open question

Slide 30 - Slide

1.326.870 + 5.518.350 + 6.111.700 + 5.608.490 = 18.565.410

18.565.410 ÷ 29.924.210 x 100 % = 62%

Slide 31 - Slide

Slide 32 - Slide

€ 634 x 13.000.000 = € 8.242.000.000

Slide 33 - Slide