questions Havo4

questions Havo4
1 / 21
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

questions Havo4

Slide 1 - Slide

Een eeneiige tweeling heeft hetzelfde (1)…………………… De tweeling wordt bij de geboorte uit elkaar gehaald en groeit niet samen op.
A
haren
B
fenotype
C
genotype
D
omgeving

Slide 2 - Quiz

Een eeneiige tweeling heeft hetzelfde genotype De tweeling wordt bij de geboorte uit elkaar gehaald en groeit niet samen op. Hierdoor heeft het ene meisje een blond haar en het andere meisje donkerblond haar. Het (2) …………………… van de meisjes is verschillend.
A
haren
B
fenotype
C
genotype
D
omgeving

Slide 3 - Quiz

Een eeneiige tweeling heeft hetzelfde genotype De tweeling wordt bij de geboorte uit elkaar gehaald en groeit niet samen op. Hierdoor heeft het ene meisje een blond haar en het andere meisje donkerblond haar. Het fenotype van de meisjes is verschillend. Dit komt door de (3)……………………
A
haren
B
fenotype
C
genotype
D
omgeving

Slide 4 - Quiz

De karyogrammen:
A
Links man Rechts vrouw
B
Links vrouw Rechts vrouw
C
Links man Rechts vrouw
D
Links vrouw Rechts man

Slide 5 - Quiz

Iemand ziet er niet zo vrolijk uit. Dit is een uiting van het:
A
haren
B
fenotype
C
genotype
D
omgeving

Slide 6 - Quiz

Iemand heeft de bloedgroep AB, dit is bepaald door het:
A
haren
B
fenotype
C
genotype
D
omgeving

Slide 7 - Quiz

Genes, alleles, loci en homologous chromosomes
A gene holds information for a type of protein. these proteins together result in (genetic) characteristics.

Each gene lays on a specific spot in the genome called a locus ( mv: loci)

Each gene can have different variants called alleles.

Because a diploid organism has two chromosomes of each pair (homologous chromosome), each diploid organism has  2 loci for each gene which can contain similar or different alleles. 

Slide 8 - Slide

Sleep de juiste term naar de bijbehorende omschrijving
Een genvariant: door mutaties zijn er verschillen ontstaan. Door deze verschillen zijn de eiwitten van elkaar gaan afwijken. 
Een nucleotidesequentie die coderende informatie bevat waarmee ribosomen in staat zijn om een eiwit the synthetiseren. 
Omdat zowel de vader als de moeder er één gedoneerd heeft, heeft een organisme er hier twee van. Samen behoren ze tot hetzelfde paar. Er bestaan (kleine) genetische verschillen tussen de exemplaren
Een vaste plaats op het chromosoom. Op deze 'plek' ligt bij ieder individue dezelfde coderende genetische informatie, hoewel die wel onderling licht kan verschillen.
homologe chromosomen
allel
locus
gen

Slide 9 - Drag question

Genen, allelen, loci en homologe chromosomen
En gen codeert voor een eiwit. Deze eiwitten resulteren in (genetische) eigenschappen.

Elk gen ligt op een vaste plek op het genoom (locus, mv: loci)

Van genen kunnen meerdere varianten zijn (allelen).

Omdat een diploīd organisme twee chromosomen van elk paar heeft (homologe chromosomen), heeft dit organisme per gen 2 loci waarop dezelfde of verschillende allelen kunnen liggen. 

Slide 10 - Slide

Two alleles per gene/locus
Two similar alleles for a gene?  HOMOZYGOTE

Two different alleles for a gene? HETEROZYGOTE

Slide 11 - Slide

Check the image.

What is true?

This organism is .....
A
homozygote for the left gene heterozygote for the gene in the middle heterozygote for the right gene
B
heterozygote for the left gene heterozygote for the gene in the middle homozygote for the right gene
C
homozygote for the left gene homozygote for the gene in the middle heterozygote for the right gene
D
homozygote for the left gene heterozygote for the gene in the middle homozygote for the right gene

Slide 12 - Quiz

Dominantie
Vaak is het zo dat één allel dominant is. Dit houdt in dat als een individu heterozygoot is, het dominante allel het fenotype volledig bepaalt.
Het andere allel wordt recessief genoemd.

Slide 13 - Slide

Een zwart cavia-mannetje wordt gekruist met een wit cavia-vrouwtje. Ze krijgen meer dan 20 nakomelingen die allemaal zwart zijn.
Welk allel is dominant? Leg je antwoord uit.

Slide 14 - Open question

Bij chinchilla's (op cavia lijkend ongedierte) werkt het wat vachtkleur betreft ietsjes anders. Een zwart en wit exemplaar krijgen samen veel nakomelingen. In tegenstelling tot bij cavia's zijn deze nakomelingen allemaal donkergrijs.
Geef een mogelijke verklaring voor dit fenotype.

Slide 15 - Open question

Onvolledige dominantie
Soms is het recessieve allel ook een beetje bepalend
Soms zijn beide allelen even dominant (co-dominantie)
een homozygote plant met twee allelen voor rode bloemen heeft een rood fenotype.

een homozygote plant met twee allelen voor witte bloemen heeft een wit fenotype.

een heterozygote plant met een rood en een wit allel heeft een roze fenotype.

Omdat beide allelen even dominant zijn komen beide allelen tot uiting
Dit wordt een intermediair fenotype genoemd.

Slide 16 - Slide

Letternotaties voor genen en allelen
Volledig dominant
Het gen krijgt een letter toegewezen of je kiest zelf een letter *
dominante allel: hoofdletter   A
recessieve allel: kleine letter   a

Genotypen
homozygoot dominant:    AA
heterozygoot:                       Aa en aA**
homozygoot recessier:      aa

* = als je zelf een letter kiest, kies een letter waarbij de hoofdletter en kleine letter verschillend wordt geschreven
** = de hoofdletter MOET altijd voorop dus aA wordt ook als Aa geschreven.

Slide 17 - Slide

Een erwtenplant waarvan de zaden (erwten) groen zijn wordt gekruist met een erwtenplant waarvan de erwten geel zijn.
ALLE nakomelingen hebben groene erwten.
Wat is het genotype van beide ouderplanten?
Wat is het genotype van de nakomelingen?
Gebruik de letter K en/of k om de allelen aan te duiden?
Een erwtenplant waarvan de zaden (erwten) groen zijn wordt gekruist met een erwtenplant waarvan de erwten geel zijn. ALLE nakomelingen hebben groene erwten.
Wat is het genotype van beide ouderplanten? 
Wat is het genotype van de nakomelingen?
Gebruik de letter K en/of k om de allelen aan te duiden?

Slide 18 - Open question

Letternotaties voor genen en allelen
Co-dominant
Het gen krijgt een letter toegewezen of je kiest zelf een letter *
Omdat beide allelen even dominant zijn, krijgen beide allelen dezelfde hoofdletter, . Er staat een tweede letter achter om het allel aan te huiden:
BR = allel voor rode bloemen
BW = allel voor witte bloemen

Genotypen
plant met rode boemen:    BRBR
plant met witte bloemen:  BWBW
plant met roze bloemen:    BRBW en BWBR

Slide 19 - Slide

Een leeuwenbekje met rode bloemen wordt gekruist met een leeuwenbekje met witte bloemen
ALLE nakomelingen hebben roze bloemen
Wat is het genotype van beide ouderplanten?
Wat is het genotype van de nakomelingen?
Gebruik de letter BR en/of BW om de allelen aan te duiden?
Een leeuwenbekje met rode bloemen wordt gekruist met een leeuwenbekje met witte bloemen 
ALLE nakomelingen hebben roze bloemen
Wat is het genotype van beide ouderplanten? 
Wat is het genotype van de nakomelingen?
Gebruik de letter BR en/of BW om de allelen aan te duiden?

Slide 20 - Open question

Of je oorlel vast zit aan je hoofd of loshangt is een eigenschap die door 1 gen wordt bepaald. Het allel voor losse oorlellen is dominant.

Een vader die heterozygoot is heeft het genotype Aa.
Welke zaadcellen zal hij produceren in welke verhouding?
A
100% van zijn zaadcellen zijn Aa
B
50% van zijn zaadcellen zijn A 50% van zijn zaadcellen zijn a
C
75% van zijn zaadcellen zijn A 25% van zijn zaadcellen zijn a
D
100% van zijn zaadcellen zijn a

Slide 21 - Quiz