Werkwoordspelling

Maandag 17 juni
  • 10 minuten lezen 
  • Uitleg werkwoordspelling  – 10 minuten klassikaal 
  • Extra uitleg als je het lastig vindt – 10 minuten in groepje
  • Opdrachten maken – 10 minuten in tweetallen  
  • Opdrachten bespreken – 10 minuten klassikaal  

timer
8:00
1 / 30
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Maandag 17 juni
  • 10 minuten lezen 
  • Uitleg werkwoordspelling  – 10 minuten klassikaal 
  • Extra uitleg als je het lastig vindt – 10 minuten in groepje
  • Opdrachten maken – 10 minuten in tweetallen  
  • Opdrachten bespreken – 10 minuten klassikaal  

timer
8:00

Slide 1 - Slide

Werkwoorden
verleden tijd

Slide 2 - Mind map

Slide 3 - Slide

Sterk of zwak?
  • Sterke werkwoorden veranderen in de VT van klank 
Sterk genoeg om te veranderen
  • Zwakke werkwoorden veranderen niet van klank in de VT
Te zwak om te veranderen

Slide 4 - Slide

Quiz
Zijn de werkwoorden sterk (veranderen) of zwak (veranderen niet)?

Slide 5 - Slide

Lopen
A
sterk
B
zwak

Slide 6 - Quiz

Lezen
A
sterk
B
zwak

Slide 7 - Quiz

Rennen
A
sterk
B
zwak

Slide 8 - Quiz

Zwemmen
A
sterk
B
zwak

Slide 9 - Quiz

Wandelen
A
sterk
B
zwak

Slide 10 - Quiz

Luisteren
A
sterk
B
zwak

Slide 11 - Quiz

Hoe spel je deze woorden?
  • Sterke werkwoorden spel je zoals je volgens de normale spellingsregels --> Hij liep
  • Voor zwakke werkwoorden gebruik je T KoFSCHiP X
DE O EN DE I TELLEN NIET MEE!

Slide 12 - Slide

Hoe dan?

Slide 13 - Slide

Even oefenen...

Slide 14 - Slide

Wat is de stam van het werkwoord rennen?

Slide 15 - Open question

Zit de laatste letter van de stam (RENN) in T KoFSCHiP X?

Slide 16 - Open question

Hoe schrijf je de verleden tijd van rennen?

Slide 17 - Open question

Wat is de stam van het werkwoord stappen?

Slide 18 - Open question

Zit de laatste letter van de stam (STAPP) in T KoFSCHiP X?

Slide 19 - Open question

Hoe schrijf je de verleden tijd van stappen?

Slide 20 - Open question

Wat is de stam van het werkwoord reizen?

Slide 21 - Open question

Zit de laatste letter van de stam (REIZ) in T KoFSCHiP X?

Slide 22 - Open question

Hoe schrijf je de verleden tijd van reizen?

Slide 23 - Open question

Wat is de stam van het werkwoord skiën?

Slide 24 - Open question

Zit de laatste letter van de stam (SKI) in T KoFSCHiP X?

Slide 25 - Open question

Hoe schrijf je de verleden tijd van skiën?

Slide 26 - Open question

Aan de slag
  • Maak het werkblad (dit mag in tweetallen)
  • Gebruik het stappenplan
  • Overleg met elkaar als je het niet eens bent
  • Klaar? Blok 1 Spelling methode afmaken
timer
10:00

Slide 27 - Slide

De antwoorden - opdracht 16
  1. meerden
  2. hoopten
  3. verlichtten
  4. schilderde
  5. zwoegden
6. zeilden 
7. baatten
8. slaagden
9. overblufte
10. zorgde

11. plantten 
12. schoffelden 
13. vergoedde 
14. slingerden
15. ploegden

Slide 28 - Slide

De antwoorden - opdracht 17
  1. vergrootte
  2. wachtten
  3. besteedde
  4. fietsten
  5. brandden af
6. bouwden
7. logeerde
8. maakte mee
9. verwachtten
10. verwoestten

11. behoorden
12. richtte in
13. vertoonden
14. wensten
15. laadden

Slide 29 - Slide

Snap je nu de werkwoordspelling in de verleden tijd?
A
Ja!
B
Een beetje beter dan voor de les.
C
Ik snap er nog steeds niets van!
D
Ik snap het, maar vind het lastig om het toe te passen.

Slide 30 - Quiz