Week 26 Nederlands 1MK1 hoofdstuk 5 formuleren

Nederlands 1MK1 week 26
1 / 21
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

This lesson contains 21 slides, with text slides and 1 video.

Items in this lesson

Nederlands 1MK1 week 26

Slide 1 - Slide

Welkom bij Nederlands


Nog even...een laatste sprintje tot de zomervakantie!

Succes deze week! 
Groetjes, juf

Slide 2 - Slide

Nieuwe week & nieuwe taak

Slide 3 - Slide

Week 26  - 22 t/m 26 juni 2020

  • Lezen in ons leesboek.
  • Nakijken huiswerk.
  • Maken hoofdstuk 5 formuleren: opdracht 1, 2 en 3 op bladzijde 135

Slide 4 - Slide

Lees nu 10 minuten in je leesboek. Dat doe je natuurlijk elke dag 

Slide 5 - Slide

Nakijken huiswerk
Controleer je huiswerk opdracht 4, 5 en 6 op bladzijde 159.

De antwoorden staan weer aan het eind van de les.

Slide 6 - Slide

Leerdoelen
Deze week:

  • leer je om verwijswoorden op de goede manier te gebruiken.

Slide 7 - Slide

Herhalen lesstof vorige week
De afgelopen twee weken hebben we geleerd/herhaald wat voorzetsels (vz) zijn: woorden die een plaats, tijd of reden/oorzaak aangeven. 

Er zijn veel verschillende voorzetsels, zoals achter, bij, door, gedurende, in, naar, onder, om, op, tijdens, van, vanwege, voor, wegens. 

Als je nog extra uitleg wilt, bekijk dan het filmpje Nieuw Nederlands nogmaals.
 

Slide 8 - Slide

Uitleg theorie
Op de volgende dia wordt het verwijswoord uitgelegd.

Slide 9 - Slide

Verwijswoord (bladzijde 134) 
Met een verwijswoord kun je verwijzen naar woorden die je eerder hebt gebruikt.

Johan komt morgen wat later. Hij wil eerst een gitaar kopen.

Ik ga mijn horloge ruilen. Ik vind dat het te groot is.

Slide 10 - Slide

Verwijswoord -2 
Voor extra uitleg bekijk je het filmpje online in Nieuw Nederlands. Als dat niet lukt kun je ook het filmpje bekijken op de volgende dia.

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Video

Slide 13 - Slide

Maken
Boek
Hoofdstuk 5 formuleren : 
opdracht 1, 2 en 3 op bladzijde 135.

Computer
Hoofdstuk 5 formuleren: 
opdracht 1, 2 en 3.

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Evaluatie
Wat was het lesdoel en heb je voor jezelf het gevoel dat je lesdoel is behaald?

  • Weet je weer wat een verwijswoord is?
  • Kun je twee voorbeelden noemen van  een verwijswoord?

Slide 16 - Slide

Inleveren huiswerk
Per mail: tmn@rijswijkslyceum.nl

Als je huiswerk op de computer hebt gemaakt, hoef je niets te doen!

Slide 17 - Slide

Antwoorden opdracht 4 bladzijde 159
1 met = vz
2 op = deel van een werkwoord (oppakken)
3 af = deel van een werkwoord (afgaan)
4 na = vz
   bij = deel van een werkwoord (bijleggen)
5 uit = deel van een werkwoord (uitfluiten)
   na = vz


Slide 18 - Slide

Antwoorden opdracht 5 bladzijde 159
1 Jules (zn) heeft voor (vz) zijn verjaardag een nieuwe (bn) scooter gekregen (ww).
2 De buren (zn) zijn naar (vz) Ibiza op vakantie (zn).
3 Papa (zn) wil (ww) met een ouderwetse trein door (vz) Duitsland (zn) reizen.
4 Xandra heeft (ww) een mooie auto (zn) gekocht bij de nieuwe (bn) dealer op het (lw) industrieterrein.
5 Over de (lw) whatsappgroep vroeg (ww) Denise aan René (zn) de opdrachten van (vz) het wiskundehuiswerk (zn).


Slide 19 - Slide

Antwoorden opdracht 6 bladzijde 159
Eigen antwoord. Bijvoorbeeld:
In de trein naar Den Haag zat de conducteur met een kop koffie in de eerste klas. Hij zat in stilte genietend op zijn iPad te lezen. Toen kwam via de deur van de coupé een vrouw met haar zoontje binnen. Ze vroeg of ze van de stopcontacten gebruik mocht maken om met haar oplader de telefoon van haar zoontje op te laden.

De onderstreepte woorden zijn toegevoegd of aangepast.

Slide 20 - Slide

Weektaak 26 afgerond

Slide 21 - Slide