Oefenen SO 1 - Kap.1

Heute
- Presentation 
- üben SO
- Spiel

Doel: 
- Dat je voor het SO weet wat je moet kunnen en weten.
1 / 43
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvmbo b, k, havoLeerjaar 4

This lesson contains 43 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Heute
- Presentation 
- üben SO
- Spiel

Doel: 
- Dat je voor het SO weet wat je moet kunnen en weten.

Slide 1 - Slide

Zwakke werkwoorden

Slide 2 - Slide

Voorbeelden
'normaal' werkwoord en uitzondering!
machen 
ich mach e
du mach st
er/sie/es mach t
wir mach en
ihr mach t
sie/ Sie mach en

reisen (ss, ß, s & z)
ich reise
du reis  t
er/sie/es reist
wir reisen
ihr reist
sie/ Sie reisen

                     

Slide 3 - Slide

Sleep het juiste Duitse persoonlijk voornaamwoord naar het Nederlandse persoonlijk voornaamwoord
ik
jij
hij
zij e.v.
wij
jullie
het
u
zij
ich
ihr
er
es
wir
du
sie e.v
Sie
sie

Slide 4 - Drag question

Vertaal 'hij speelt'

spielen (= spelen)
A
er spielt
B
er spielst
C
du spielst
D
du spielt

Slide 5 - Quiz

Vertaal 'jullie kopen'

kaufen (= kopen)
A
ihr kauft
B
sie kauft
C
er kauft
D
du kauft

Slide 6 - Quiz

Vertaal 'jij heet Thom'

heißen (= heten)
A
er heißt Thom
B
du heißst Thom
C
du heißt Thom
D
er heißst Thom

Slide 7 - Quiz

Wo . . . deine Großeltern?
[wohnen]

Slide 8 - Open question

Max . . . seiner Freundin Ohrringe.
[schenken]

Slide 9 - Open question

Warum . . . du diesen Mann so?
[hassen]

Slide 10 - Open question

Mit wem . . . du denn die ganze Zeit?
[tanzen]

Slide 11 - Open question

Wie oft . . . du deine Verwandten?
[besuchen]

Slide 12 - Open question

Fragewörter

Slide 13 - Slide

Wer?
Was?
Wie?
Wo?
Woher?
Wohin?
Warum?
Wann?

Wie?                 
Wat?
Hoe?
Waar?
Waarvandaan?
waarheen?
waarom?
wanneer?


Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Slide

Wat is dat?
A
Was ist das?
B
Wat ist das?
C
Watte ist das?
D
Wasch ist dasch?

Slide 24 - Quiz

...... sind die Menschen jetzt?
A
Wer
B
Wahr
C
Wo
D
Who

Slide 25 - Quiz

(Waar vandaan)........ kommst du?
A
Wohier
B
Woher
C
Where
D
Whoher

Slide 26 - Quiz

(Wanneer) ............ fahren wir endlich los?
A
Wenn
B
Wanner
C
Wan
D
Wann

Slide 27 - Quiz

Slide 28 - Slide

Wat?
Wie?
Waar?
Wanneer?
Waarom?
Waarheen?
Welke?
Waarvandaan?
Hoe?
Was?
Wer?
Wo?
Wann?
Warum?
Wohin?
Welche?
Woher?
Wie?

Slide 29 - Drag question

..... heißt deine Schwester?
A
Wo?
B
Wann?
C
Wer?
D
Wie?

Slide 30 - Quiz

..... ist deine Handynummer?
A
Wer?
B
Wann?
C
Was?
D
Warum?

Slide 31 - Quiz

..... alt bist du?
A
Wie?
B
Wo?
C
Was?
D
Wann?

Slide 32 - Quiz

..... bist du geboren?
A
Wann?
B
Woher?
C
Wohin?
D
Wer?

Slide 33 - Quiz

..... bist du nicht in der Schule?
A
Wohin?
B
Wie?
C
Warum?
D
Was?

Slide 34 - Quiz

Woorden

Slide 35 - Slide

de parkiet

Slide 36 - Open question

de goudvis

Slide 37 - Open question

der Eintritt
A
de ingang
B
de uitgang
C
de entree
D
het kaartje

Slide 38 - Quiz

anfangen
A
onduidelijk
B
aanbrengen
C
stom
D
beginnen

Slide 39 - Quiz

............ Nationalität hast du?
A
Warum?
B
Was?
C
Welche?
D
Wo?

Slide 40 - Quiz

ganz
A
gans
B
heel
C
vaak
D
gaan

Slide 41 - Quiz

klar
A
duidelijk
B
klaar
C
logisch
D
helder

Slide 42 - Quiz

Goed gedaan!

Slide 43 - Slide