1. Gebruik van de imperfecto (onvoltooid verleden tijd)
De leerling leert de imperfecto goed te gebruiken om dingen te beschrijven die in het verleden vaak gebeurden of die langer duurden.
De leerling leert het verschil tussen de imperfecto en de perfecte tijd, en wanneer je de imperfecto gebruikt (bijvoorbeeld voor gewoonten of beschrijvingen).
2. Fysieke en persoonlijke beschrijvingen
De leerling leert zichzelf en anderen te beschrijven, zowel van het uiterlijk als van de persoonlijkheid, met behulp van eenvoudige bijvoeglijke naamwoorden.
De leerling oefent het beschrijven van zijn/haar uiterlijk en eigenschappen op een simpele manier.
Deze leerdoelen helpen de leerlingen bij het schrijven van eenvoudige teksten en verbeteren hun vaardigheden in het gebruik van de Spaanse taal.