Test je Kennis Welvaart - klassieke bewerker

Test je Kennis Welvaart 
1 / 20
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Test je Kennis Welvaart 

Slide 1 - Slide

Hoe win je
  1. meld je aan met je voornaam
  2. Luister naar een korte uitleg per onderwerp
  3. Beantwoord de 1-2 meerkeuze vragen per onderwerp juist

Totaal 20 minuten en 8 vragen










Slide 2 - Slide

Aan welk woord denk jij bij Welvaart?

Slide 3 - Mind map

Uitleg: Welvaart in enge en brede zin
Welvaart kun je op twee manieren definiëren:

  1. Welvaart in enge zin gaat alleen over de materiële welvaart, dus de hoeveelheid goederen en diensten die mensen kunnen kopen. Het wordt vaak gemeten aan de hand van het BBP (Bruto Binnenlands Product) per persoon.
  2. Welvaart in brede zin kijkt niet alleen naar materiële zaken, maar ook naar zaken zoals gezondheid, onderwijs, leefomgeving, arbeidsomstandigheden en vrijheid. Deze benadering kijkt naar hoe goed mensen kunnen leven, niet alleen naar wat ze kunnen kopen.

Slide 4 - Slide

Voorbeeld: Nederland
In Nederland heeft men een hoge welvaart in enge zin (veel geld en goederen) door de sterke economie, maar als we kijken naar welvaart in brede zin, zien we dat er ook veel aandacht is voor het milieu, gezondheidszorg en goede scholen.




Slide 5 - Slide

Wat is het belangrijkste verschil tussen welvaart in enge zin en welvaart in brede zin?
A
Welvaart in enge zin kijkt naar de hoeveelheid goederen en diensten, welvaart in brede zin kijkt naar de gezondheid van mensen.
B
Welvaart in enge zin kijkt naar de hoeveelheid goederen en diensten, welvaart in brede zin kijkt naar zaken zoals gezondheid, onderwijs en het milieu.
C
Welvaart in enge zin kijkt naar de kwaliteit van onderwijs, welvaart in brede zin kijkt naar het inkomen van mensen.
D
Welvaart in enge zin gaat over het milieu, welvaart in brede zin over de hoeveelheid goederen en diensten.

Slide 6 - Quiz

Wat is een voorbeeld van een andere maatstaf voor welvaart naast het BBP?
A
Levensverwachting
B
Aantal fabrieken
C
Aantal verkochte auto's
D
Het aantal werkloze mensen

Slide 7 - Quiz

Uitleg: Welvaart Berekenen
Welvaart wordt vaak gemeten door het BBP (Bruto Binnenlands Product) te berekenen. Dit is de totale waarde van alle goederen en diensten die in een land worden geproduceerd in een bepaald jaar. 

Er zijn echter beperkingen aan het gebruik van alleen het BBP als maat voor welvaart. Het houdt bijvoorbeeld geen rekening met ongelijkheid, milieuvervuiling of gratis werk zoals vrijwilligerswerk.

Slide 8 - Slide

Voorbeeld: Waar groeit de economie in Nederland?
BBP helpt om verschillen tussen verschillende jaren, verschillende landen en zelfs regio’s makkelijk inzichtelijk te maken

Slide 9 - Slide

Voorbeeld: Wat is een informele dienst of product?
Alles wat tweedehands wordt gekocht is geen onderdeel van het BBP

Slide 10 - Slide

Stel, het BBP van Nederland in 2023 is €850 miljard en het aantal inwoners is 17,5 miljoen. Bereken het BBP per persoon in 2023.
A
€45.000
B
€48.571
C
€50.000
D
€53.000

Slide 11 - Quiz

Wat is een belangrijk nadeel van het meten van welvaart in enge zin (bijvoorbeeld met het BBP)?
A
Het houdt geen rekening met de gezondheid van de bevolking.
B
Het kijkt niet naar de verdeling van het inkomen
C
Het is moeilijk te berekenen
D
Het houdt geen rekening met de werkloosheid

Slide 12 - Quiz

Uitleg: Koopkracht en wat dit beïnvloedt
Koopkracht is de hoeveelheid goederen en diensten die je kunt kopen met een bepaald inkomen. Dit wordt beïnvloed door twee belangrijke factoren:


Inkomen: Hoeveel je verdient.
Prijspeil: Hoe duur de goederen en diensten zijn.


Als het inkomen stijgt, maar de prijzen ook stijgen, kan je koopkracht gelijk blijven of zelfs afnemen.

Slide 13 - Slide

Voorbeeld: Stel je voor dat je 700 euro per maand verdient...
Als de prijzen van boodschappen stijgen, kun je minder kopen voor datzelfde bedrag. Als je salaris niet meegroeit met de prijsstijgingen, daalt je koopkracht.

Slide 14 - Slide

Wat heeft invloed op je koopkracht?
A
Alleen je inkomen
B
Alleen de prijzen van goederen en diensten
C
Zowel je inkomen als de prijzen van goederen en diensten
D
Alleen je spaargeld

Slide 15 - Quiz

Stel, in 2020 verdiende een persoon €2.000 per maand.
In 2021 is het inkomen gestegen naar €2.100 per maand.

De prijzen van goederen en diensten zijn in datzelfde jaar gestegen met 4%. Bereken de koopkrachtverandering tussen 2020 en 2021.
A
0%
B
1% gestegen
C
1% gedaald
D
2% gestegen

Slide 16 - Quiz

Uitleg: Indexcijfers
Indexcijfers worden gebruikt om veranderingen in een bepaalde variabele (groei, prijzen, inflatie) in de tijd te meten. 

Een indexcijfer geeft aan hoe iets is veranderd ten opzichte van een bepaald basisjaar. Het basisjaar heeft altijd een indexcijfer van 100.

Slide 17 - Slide

Voorbeeld: Deflatie in Nederland? 
Stel je voor dat het prijsniveau in 2020 het basisjaar is. Als de prijzen in 2021 zijn gezakt dan is het indexcijfer voor 2021 lager dan 100.

Slide 18 - Slide

Wat betekent een indexcijfer van 120?
A
De waarde is 20% gestegen ten opzichte van het basisjaar
B
De waarde is 20% gedaald ten opzichte van het basisjaar.
C
De waarde is gelijk aan die van het basisjaar
D
De waarde is 120 keer zo hoog als het basisjaar

Slide 19 - Quiz

Laatste vraag: Het prijsniveau van 2022 is 120 (indexcijfer). Bereken het prijsniveau in 2023 als de prijzen met 3% zijn gestegen.
A
120
B
130
C
125
D
123,6

Slide 20 - Quiz