Overal 1-2 HV hfst 6.3 serie en parallelschakeling

Tekst
Overal 1-2 HV hfst 6
6.3 serie- en parallelschakeling
1 / 28
next
Slide 1: Slide
ScienceMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Tekst
Overal 1-2 HV hfst 6
6.3 serie- en parallelschakeling

Slide 1 - Slide

lesdoelen:
een serieschakeling herkennen en eigenschappen van een serieschakeling noemen;
een parallelschakeling herkennen en eigenschappen van een parallelschakeling noemen;
batterijen op de juiste manier in serie of parallel schakelen;
het effect van serie- of parallelschakeling van batterijen noemen.

Slide 2 - Slide

6.3 serie- en parallelschakeling
Kenmerken van een serieschakeling
Alle onderdelen zitten in dezelfde stroomkring. Als één onderdeel kapot is, werken de andere onderdelen ook niet meer.

Slide 3 - Slide

6.3 serie- en parallelschakeling
Kenmerken van een serieschakeling
De spanning van de bron is gelijk aan de som van
de spanningen over de lampjes.
Ubron = U1 + U2+U3(+U4+….) 4,5V=1,5V+1,5V+1.5V

4,5 V
1,5 V
1,5 V
1,5 V

Slide 4 - Slide

6.3 serie- en parallelschakeling
Kenmerken van een serieschakeling
De stroomsterkte door ieder lampje  is gelijk aan
de stroomsterkte door de bron.
Ibron= I1 = I2=I3(=I4=…..)   0,1A= 0,1A=0,1A=0,1A


Slide 5 - Slide

6.3 serie- en parallelschakeling
Kenmerken van een parallelschakeling:
Elk onderdeel zit in een aparte 
stroomkring. Als één onderdeel kapot is, blijven de andere onderdelen werken

Slide 6 - Slide

6.3 serie- en parallelschakeling
Kenmerken van een parallelschakeling:
De spanning over iedere weerstand is gelijk aan
de bronspanning.
Ubron= U1 = U2=U3(=U4=…..)
4,5V=4,5V=4,5V=4,5V



Slide 7 - Slide

6.3 serie- en parallelschakeling
Kenmerken van een parallelschakeling:
De stroom door de spanningsbron is de som van
de stromen door de lampjes.
Ibron = I1 + I2(+I3+I4+….)
0,3A= 0,1A+0,1A+0,1A




Slide 8 - Slide

6.3 serie- en parallelschakeling
Serieschakeling
Bij een serieschakeling zitten de batterijen achter elkaar in dezelfde stroomkring.
Bij een serieschakeling tel je de spanning van de batterijen bij elkaar op.
Hier dus 1,5V + 1,5V = 3V



Slide 9 - Slide

6.3 serie- en parallelschakeling
Batterijen in serie schakelen
Bij een serieschakeling moet de pluspool van de ene batterij met de min pool van de andere batterij verbonden worden.
Hoe meer batterijen in serie geschakeld hoe feller het lampje brandt
.




Slide 10 - Slide

6.3 serie- en parallelschakeling
Batterijen parallel schakelen
Als je batterijen parallel schakelt, moet je de gelijke polen met elkaar verbinden.
Bij een parallel schakeling krijg je geen sterkere spanningsbron De spanning blijft gelijk. De batterijen gaan langer mee.
1,5V=1,5V=1,5V




Slide 11 - Slide

6.3 serie- en parallelschakeling
Ampèremeter aansluiten
Een ampèremeter sluit je in serie aan in de stroomkring.




Slide 12 - Slide

6.3 serie- en parallelschakeling
Voltmeter aansluiten
Een Voltmeter sluit je parallel aan op het onderdeel dat je gaat meten.



Slide 13 - Slide

Bij een serieschakeling blijft ... ... gelijk
A
de spanning
B
de stroomsterkte
C
de weerstand
D
het vermogen

Slide 14 - Quiz

Hiernaast zie je een serieschakeling
van 2 gelijke lampjes. Door de
stroomkring gaat een stroom van
2 Ampère.
Hoe groot is de stroomsterkte door lampje 2?
A
1 Ampère
B
2 Ampère
C
4 Ampère
D
2 Volt

Slide 15 - Quiz

Hiernaast zie je een serieschakeling
van 2 gelijke lampjes. De batterij
levert een spanning van 9 Volt.
Hoe groot is de spanning over lampje 1?
A
9 Volt
B
4,5 Volt
C
18 Volt
D
9 Ampère

Slide 16 - Quiz

In een serieschakeling zijn drie identieke lampen geschakeld. De bronspanning is 12V. Hoeveel spanning staat er over elke lamp?
A
12 V
B
6 V
C
3V
D
4 V

Slide 17 - Quiz

Wat is er constant bij een parallelschakeling?
A
Spanning
B
Stroomsterkte
C
Weerstand

Slide 18 - Quiz

Hiernaast zie je een parallelschakeling
van 3 gelijke lampjes. De batterij
levert een spanning van 9 Volt.
Hoe groot is de spanning over het
bovenste lampje ?
A
9 Ampère
B
3 Volt
C
27 Volt
D
9 Volt

Slide 19 - Quiz

Een batterij in een parallelschakeling waar twee lampjes parallel geschakeld zijn heeft een spanning van 6 volt en een stroomsterkte van 4 A. Wat is de spanning en de stroomsterkte bij ieder lampje?
Teken de situatie!
A
U = 6V, I = 2 A
B
U = 6V, I = 4A
C
U = 3V, I = 2A
D
U = 3V, I = 4A

Slide 20 - Quiz

Hoe groot is de totale stroomsterkte van deze parallelschakeling?
A
I = 24 A
B
I = 9 A
C
I = 3 A
D
I = 2 A

Slide 21 - Quiz

Hiernaast zie je een parallelschakeling
van 3 gelijke lampjes. De stroomsterkte
door de batterij is 12 Ampère.
Hoe groot is de stroomsterkte door het
onderste lampje ?
A
12 Ampère
B
4 Ampere
C
36 Ampère
D
12 Volt

Slide 22 - Quiz

Hoe heet deze schakeling?
A
Serie
B
Parallel

Slide 23 - Quiz

Is het een serieschakeling of een parallelschakeling?
A
Serie
B
parallel

Slide 24 - Quiz

Wat voor soort
schakeling is dit?
timer
0:20
A
serie
B
parallel
C
serie en parallel

Slide 25 - Quiz

Hoe zijn de lantaarnpalen in de straat geschakeld?
A
In serie
B
Parallel

Slide 26 - Quiz

Een lampje heeft een spanning van 3,0 V nodig. Je hebt 2 batterijen van 1,5 V. Hoe moet je ze aansluiten om het lampje goed te laten branden?
A
Parallel
B
In serie, + bij +
C
In serie, + bij -
D
Dat maakt niet uit

Slide 27 - Quiz

Als je 3 batterijen van 1,5 V parallel aansluit wordt de totale spanning
A
4,5 V
B
1,5 V
C
0,5 V

Slide 28 - Quiz