Antwoorden hoofdstuk 3 spelling

Antwoorden 
Hoofdstuk 3 
Spelling 
blz. 94/95
1 / 13
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare school

This lesson contains 13 slides, with interactive quiz and text slides.

Items in this lesson

Antwoorden 
Hoofdstuk 3 
Spelling 
blz. 94/95

Slide 1 - Slide

Beste leerlingen, 

Wat is er de afgelopen week een hoop op ons en jullie afgekomen! Ineens zit je thuis, waarschijnlijk met het hele gezin. Je kunt niet naar school en je ziet je vrienden alleen nog maar online. In eerste instantie leek het misschien wel leuk, maar het duurt wel erg lang... Ik hoop van harte dat het goed met jullie gaat en met de mensen die dichtbij jullie staan. Op het moment dat ik dit typ, krijg ik een 'noodmelding' binnen: houd 1,5 meter afstand! Het virus is echt niet zomaar verdwenen... 

Ik raad jullie trouwens aan om de opdrachten die docenten opgeven echt serieus te maken en niet te denken: oh, ik krijg de antwoorden later toch wel, ik maak het daarom niet. Belangrijk is ook om je antwoorden goed na te kijken, zo zie je wat je goed doet en wat je nog niet goed weet.  
Een aantal van jullie heeft in de laatste dia van de les spelling aangegeven wat nog niet goed begrepen wordt. Heel goed! Ik zal in deze dia's daar een antwoord op proberen te geven. 

Mocht je vragen hebben, laat het me weten in de laatste dia of via SOM!  
Groetjes, mevrouw Veerman 

Slide 2 - Slide

Antwoorden spelling H3

Slide 3 - Slide

Antwoorden spelling H3
Opdracht 2
Vraag 1 
moskeeën – orchideeën – pygmeeën – reeën – sleeën – tweeën – weegbreeën (ook goed: weegbrees) – zeeën

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Antwoorden spelling H3

Opdracht 3*
1 biervat – biervaten
2 dreumes – dreumesen
3 fotograaf – fotografen
4 gelegenheid – gelegenheden
5 handvat – handvatten
6 havik – haviken
7 jeugdlid – jeugdleden
8 kievit – kieviten



9 kind – kinderen
10 koe – koeien
11 lied – liederen
12 schip – schepen
13 stad – steden
14 timmerman – timmerlieden / timmerlui / timmermannen
15 vlo – vlooien

Slide 6 - Slide

Antwoorden Spelling H3
Opdracht 4
eigen antwoord, bijvoorbeeld:
Je drinkt uit één glas of verschillende glazen,
en reist met één tas, maar niet met drie tazen.
Je praat over één dak en zegt dan twee daken,
maar nooit zul je zeggen: één plak en meer plaken.

Een woord kan alleen gebruikt worden als het meervoud eindigt op:
klinker-medeklinker-en.

Slide 7 - Slide

Antwoorden spelling H3 
Opdracht 5
1 In dit gebouw mag je geen kauwgum kauwen, zelfs niet in de aula.
2 In augustus kreeg de auteur een prijs voor zijn boek over boskabouters.
3 Tijdens de pauze van het concert stroopte een journalist zijn mouwen op, klom het podium op en zong het eerste couplet van het Wilhelmus.
4 Wij waren niet enthousiast over het nieuwe restaurant: de soep was lauw en flauw, de biefstuk was taai, de rauwkost was niet vers en het was er koud.
5 De douane onderzocht de gouden souvenirs die wij cadeau gekregen hadden.
6 Voor de trouwerij van mijn zusje wil ik nog gauw een blauwe jurk kopen.


Slide 8 - Slide

kieviten, haviken, dommeriken... 

Het meervoud van 'blik' is blikken. Het meervoud van 'dommerik' is dommeriken (met één k).
Dit komt doordat het woord 'dommerik' geen klemtoon op de laatste lettergreep heeft. 

Bij woorden die eindigen op el, es, et, ik, it waarop geen klemtoon valt, wordt in het meervoud de medeklinker niet verdubbeld. Een paar voorbeelden:



kieviten
slechteriken
dreumesen
engelen

slimmeriken
stommeriken
haviken
dommeriken

leeuweriken
lemmeten
monniken

Slide 9 - Slide




De laatste medeklinker van het woord wordt wel verdubbeld als: 

  • het woord eindigt op een klinker + medeklinker waar de klemtoon op ligt:
          blik - blikken
          prinses - prinsessen
          gezwel - gezwellen
          ballet - balletten

  • het woord eindigt op -is of -us:

          commissaris - commissarissen                          cactus - cactussen
          dromedaris - dromedarissen
                              virus - virussen 

Slide 10 - Slide

En hoe zit het met bacteriën en theorieën ? 
Deze uitleg vind je ook in de theorie in je lesboek (blz. 94). 

Als het woord (enkelvoud) eindigt op -ee, maak je het meervoud met -ën (er komt dus nog een 'e' bij). 
idee – ideeën
fee – feeën

Als het woord (enkelvoud) eindigt op -ie, maak je het meervoud met -ën of alleen een -n. Dit ligt aan waar de klemtoon van het woord ligt. 
(zie volgende dia)


Slide 11 - Slide



Klemtoon op -ie? Dan meervoud met -ën:
          theorie - theorieën
          kopie - kopieën

Klemtoon niet op -ie, maar op een andere lettergreep? Dan alleen een -n en een trema op de 'e' die er al staat:
           olie - oliën
           bacterie - bacteriën

Slide 12 - Slide

Als je nog iets wilt zeggen of vragen, dan kan dat hier.

Slide 13 - Open question