Klas 2 - week 7

FAIRE DU SPORT
WEEK 7
1 / 46
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

This lesson contains 46 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

FAIRE DU SPORT
WEEK 7

Slide 1 - Slide

FAIRE DU SPORT
Aujourd'hui:
- les objectifs
- vocabulaire Deel 2 + comment dire :)
- Il est quelle heure (les devoirs..)
- faire du sport
- vocabulaire Deel 3
- les devoirs = het huiswerk
- les objectifs


Slide 2 - Slide

FAIRE DU SPORT
Les objectifs:

- Ik ken de woorden van Vocabulaire Deel 2.
- Ik kan sporten beschrijven in het Frans.
- Ik kan het werkwoord FAIRE vervoegen.


Slide 3 - Slide

FAIRE DU SPORT
Aujourd'hui:
- les objectifs
- vocabulaire Deel 2 + comment dire :)
- Il est quelle heure (les devoirs..)
- faire du sport
- vocabulaire Deel 3
- les devoirs = het huiswerk
- les objectifs


Slide 4 - Slide

Vocabulaire Deel 2
LIDWOORDEN BELANGRIJK!!

Slide 5 - Slide

la natation
A
paardrijden
B
zwemmen
C
hockeyen
D
hardlopen

Slide 6 - Quiz

le course à pied
A
paardrijden
B
zwemmen
C
hockeyen
D
hardlopen

Slide 7 - Quiz

le cheval
A
paardrijden
B
zwemmen
C
hockeyen
D
hardlopen

Slide 8 - Quiz

hockey

Slide 9 - Open question

voetbal

Slide 10 - Open question

skaten

Slide 11 - Open question

basketballen

Slide 12 - Open question

FAIRE DU SPORT

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Link

FAIRE DU SPORT
Aujourd'hui:
- les objectifs
- vocabulaire Deel 2 + comment dire :)
- Il est quelle heure (les devoirs..)
- faire du sport
- vocabulaire Deel 3
- les devoirs = het huiswerk
- les objectifs


Slide 15 - Slide

regarder l' heure
Il est ... heures et demie
Il est ... heures et quart
Il est ... heures moins le quart
Il est ... heures
HELE UUR
HALVE UUR
KWART VOOR 
KWART OVER

Slide 16 - Slide

regarder l' heure
Let op:
  • Il est 1 heure. --> heure ZONDER s
  • 12:00 's middags = Il est midi.
  • 12:00 's nachts = Il est minuit.  
  • midi & minuit ZONDER heures erachter.
  • Begin altijd met Il est!

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Link

FAIRE DU SPORT
Aujourd'hui:
- les objectifs
- vocabulaire Deel 2 + comment dire :)
- Il est quelle heure (les devoirs..)
- faire du sport
- vocabulaire Deel 3
- les devoirs = het huiswerk
- les objectifs


Slide 19 - Slide

Faire DU sport
LE TENNIS
LA NATATION

Slide 20 - Slide

Faire DU sport
Il fait du tennis.
Il fait de la natation.

Slide 21 - Slide

Faire DU sport
Il fait du tennis.
Il fait de la natation.
vervoeging van FAIRE
delend lidwoord

Slide 22 - Slide

Faire DU sport
Le  --> faire du 

La --> faire de la

Slide 23 - Slide

Faire DU sport

Le tennis     --> faire du tennis

La natation --> faire de la natation


Slide 24 - Slide

timer
10:00

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Slide

Slide 27 - Link

Hij tennist.
A
Il fait de la tennis.
B
Elle fait du tennis.
C
Il fait du tennis.
D
Il font du tennis.

Slide 28 - Quiz

Wij rijden paard.
A
Vous faites du cheval.
B
Nous faisons du cheval.
C
Nous faitons du cheval.
D
On fait du cheval.

Slide 29 - Quiz

Zij hardlopen (2 jongens)
A
Elle fait de la course à pied
B
Il fait de la course à pied.
C
Ils font de la course à pied.
D
Elles font de la course à pied.

Slide 30 - Quiz

Jij zwemt.
A
Je fais de la natation.
B
Tu fais du natation
C
Tu fais de la natation.
D
Tu fait de la natation

Slide 31 - Quiz

Faire DU sport
DONC:

- sporten --> gebruik altijd het werkwoord FAIRE + DE

- de & le --> DU

- de & la --> DE LA




Slide 32 - Slide

FAIRE DU SPORT
Aujourd'hui:
- les objectifs
- vocabulaire Deel 2 + comment dire :)
- Il est quelle heure (les devoirs..)
- faire du sport
- vocabulaire Deel 3
- les devoirs = het huiswerk
- les objectifs


Slide 33 - Slide

Vocabulaire Deel 3

Slide 34 - Slide

Slide 35 - Link

timer
5:00
5 minutes --> VOCA deel 3

Slide 36 - Slide

FAIRE DU SPORT
Aujourd'hui:
- les objectifs
- vocabulaire Deel 2 + comment dire :)
- Il est quelle heure (les devoirs..)
- faire du sport
- vocabulaire Deel 3
- les devoirs = het huiswerk
- les objectifs


Slide 37 - Slide

FAIRE DU SPORT
PROEFWERK WEEK 10







leren
- Vocabulaire deel 1 /m 4 --> F-NL/ NL-F
- Comment dire (8 zinnen) --> F-NL/ NL-F
- Il est quelle heure? --> hele uren, halve uren, kwartieren
- Faire du sport --> gebruik sporten in het Frans
- werkwoord FAIRE 

Slide 38 - Slide

Burgerbord | Macht & Onafhankelijkheid
aflevering 1: het geheim van Mauretanië 
1 x rapport

Slide 39 - Slide

FAIRE DU SPORT
Les devoirs | 27 janvier 








maken 
leren
- FAIRE oefenen op verbuga

 kijk de aflevering van Sahara: het geheim van Mauretanië --> kijk de eerste 22 minuten. Link op Classroom

- Vocabulaire Deel 1 t/m 3

- 6 zinnen --> Comment dire? 

- FAIRE

Slide 40 - Slide

FAIRE DU SPORT
Aujourd'hui:
- les objectifs
- vocabulaire Deel 2 + comment dire :)
- Il est quelle heure (les devoirs..)
- faire du sport
- vocabulaire Deel 3
- les devoirs = het huiswerk
- les objectifs


Slide 41 - Slide

FAIRE DU SPORT
Les objectifs:

- Ik ken de woorden van Vocabulaire Deel 2.
- Ik begrijp hoe je sporten beschrijft in het Frans.
- Ik kan het werkwoord FAIRE vervoegen.


Slide 42 - Slide

Ik ken de woorden van Vocabulaire Deel 2.
010

Slide 43 - Poll

Ik begrijp hoe je sporten beschrijft in het Frans.

😒🙁😐🙂😃

Slide 44 - Poll

Ik kan het werkwoord FAIRE vervoegen.

010

Slide 45 - Poll

FAIRE DU SPORT
Aujourd'hui:
- les objectifs
- vocabulaire Deel 2 + comment dire :)
- Il est quelle heure (les devoirs..)
- faire du sport
- vocabulaire Deel 3
- les devoirs = het huiswerk
- les objectifs


Slide 46 - Slide