Personalpronomen Nominativ / Akkusativ / Dativ

Personalpronomen 
Nominativ = 1e naamval
Akkusativ = 4e naamval
Dativ = 3e naamval
1 / 21
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Personalpronomen 
Nominativ = 1e naamval
Akkusativ = 4e naamval
Dativ = 3e naamval

Slide 1 - Slide

Lernziele
Lernziele:

- Ik kan de persoonlijk voornaamwoorden in de eerste naamval vertalen
- Ik kan de persoonlijk voornaamwoorden in de vierde naamval vertalen
- Ik kan de persoonlijk voornaamwoorden in de derde naamval vertalen

- Ik weet welke Präpositionen bij de vierde naamval horen en kan deze vertalen.
- Ik weet welke Präpositionen bij de derde naamval horen en kan deze vertalen.

- Ik kan de persoonlijk voornaamwoorden toepassen a.h.v. de voorzetsels

Slide 2 - Slide

Sleep het juiste Duitse persoonlijk voornaamwoord naar het 
Nederlandse persoonlijk voornaamwoord in de 1e naamval
timer
2:00
ik
jij
hij
zij e.v.
wij
jullie
het
u
zij
ich
ihr
er
es
wir
du
sie e.v
Sie
sie

Slide 3 - Drag question

Sleep het juiste Duitse persoonlijk voornaamwoord naar het
Nederlandse persoonlijk voornaamwoord in de 4e naamval
timer
2:00
u
haar
hem
het
jou
ons
jullie
hen
mij
Sie
uns
ihn
euch
dich
sie
es
sie
mich

Slide 4 - Drag question

Sleep het juiste Duitse persoonlijk voornaamwoord naar het Nederlandse persoonlijk voornaamwoord in de 3e naamval
timer
2:00
mij
jou
hem
jullie
haar
ons
het
hen
u
mir
uns
ihm
ihm
ihr
dir
euch
ihnen
Ihnen

Slide 5 - Drag question

Lernziel:
Ik ken de tabellen van de Personalpronomen uit mijn hoofd en
ik kan deze opschrijven.
😒🙁😐🙂😃

Slide 6 - Poll

Lernziele:

Ik weet welke Präpositionen bij de derde en de vierde naamval horen.
😒🙁😐🙂😃

Slide 7 - Poll

Ergänze die fehlenden Wörter.
Wer ist (na u) an der Reihe?

Slide 8 - Open question

Ergänze die fehlenden Wörter.
Hast du das (van haar) gekauft?

Slide 9 - Open question

Ergänze die fehlenden Wörter.
Was wird bloß später aus (hem) werden?

Slide 10 - Open question

Ergänze die fehlenden Wörter.
Wann hast du dich (met hem) verabredet(=afgesproken)?

Slide 11 - Open question

Ergänze die fehlenden Wörter.
Wohnt Peter immer noch (bij u)?

Slide 12 - Open question

Ergänze die fehlenden Wörter.
Das Treffen kann doch (bij jullie) stattfinden(=plaatsvinden)?

Slide 13 - Open question

Ergänze die fehlenden Wörter.
Ich komme nach der Geburtstagsfeier gleich (naar hen).

Slide 14 - Open question

Ergänze die fehlenden Wörter.
(ik) habe gerade erfahren, dass Marie morgen auch dabei ist.

Slide 15 - Open question

Lernziele:
Ik kan de Präpositionen vertalen
Ik kan de juiste Personalpronomen vertalen
😒🙁😐🙂😃

Slide 16 - Poll

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide