3.7 t/m 3.10

Goedemorgen!
Maandag 5 februari 2024
TaalCompleet 3.7 t/m 3.10
1 / 33
next
Slide 1: Slide
NT2MBOStudiejaar 1-4

This lesson contains 33 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Goedemorgen!
Maandag 5 februari 2024
TaalCompleet 3.7 t/m 3.10

Slide 1 - Slide

Goedemorgen

Slide 2 - Slide


Welke emoji ben jij vandaag?
😒🙁😐🙂😃

Slide 3 - Poll

Thema 3: Flitsdictee
Opdracht: Kijk naar de woorden. Schrijf niks. 


het balkon
het dak
de deur
de flat
de garage
de schuur
de tuin
de badkamer
beneden
boven
de gang
de zolder
de douche
de meubels

timer
3:00

Slide 4 - Slide


Welke woorden heb je gezien?

Slide 5 - Open question

Slide 6 - Slide

3.7: De kleuren
  1. De kast is rood.
  2. De kamer is geel.
  3. De schuur is bruin.
  4. De gum is grijs.
  5. De lampen zijn wit.
  6. De stoelen zijn paars.
  7. De muur is oranje.
  8. De pennen zijn groen.
  9. Het potlood is blauw.
  10. De deuren zijn roze.
  11. De televisie is zwart.

Slide 7 - Slide

3.8: De buurt
Mijn buurt: 

  • Ik woon in een dorp
  • Er is een park
  • Er is een dokter.
  • Er is een restaurant
  • Er is geen markt.
  • Er zijn winkels
  • Er zijn scholen.
  • Er zijn geen treinen.
  • Er zijn geen hoge flats.

Slide 8 - Slide

3.8: De buurt
Opdracht: Schrijf korte zinnen over jouw buurt. Vertel straks over jouw buurt.

Er is ... 
Er zijn ...
Er is geen ...
Er zijn geen ... 

Klaar? Werk dan in je boek.


timer
10:00

Slide 9 - Slide

Je moet kiezen!
Opdracht: Denk aan jouw perfecte huis. Wat kies jij? Loop naar < links of naar rechts >.

  • wonen in een dorp of wonen in een stad?
timer
10:00

Slide 10 - Slide

Je moet kiezen!
Opdracht: Denk aan jouw perfecte huis. Wat kies jij? Loop naar < links of naar rechts >.

  • een douche of een bad?
timer
10:00

Slide 11 - Slide

Je moet kiezen!
Opdracht: Denk aan jouw perfecte huis. Wat kies jij? Loop naar < links of naar rechts >.

  • een tuin of een balkon?
timer
10:00

Slide 12 - Slide

Je moet kiezen!
Opdracht: Denk aan jouw perfecte huis. Wat kies jij? Loop naar < links of naar rechts >.

  • een klein huis in het centrum of een groot huis, maar niet het centrum?
timer
10:00

Slide 13 - Slide

Je moet kiezen!
Opdracht: Denk aan jouw perfecte huis. Wat kies jij? Loop naar < links of naar rechts >.

  • veel ramen of weinig ramen?
timer
10:00

Slide 14 - Slide

Je moet kiezen!
Opdracht: Denk aan jouw perfecte huis. Wat kies jij? Loop naar < links of naar rechts >.

  • een mooie keuken of een mooie badkamer?
timer
10:00

Slide 15 - Slide

Je moet kiezen!
Opdracht: Denk aan jouw perfecte huis. Wat kies jij? Loop naar < links of naar rechts >.

  • wandelen in het park of winkelen?
timer
10:00

Slide 16 - Slide

Je moet kiezen!
Opdracht: Denk aan jouw perfecte huis. Wat kies jij? Loop naar < links of naar rechts >.

  • wonen in een dorp of wonen in een stad?
  • een tuin of een balkon?
  • een douche of een bad?
  • een klein huis in het centrum of een groot huis, maar niet het centrum?
  • veel ramen of weinig ramen?
  • een mooie keuken of een mooie badkamer?
  • met de lift of met de trap?
  • wandelen in het park of winkelen?
timer
10:00

Slide 17 - Slide

3.9: Eerste, tweede, derde
  1. eerste (!)
  2. tweede
  3. derde (!)
  4. vierde
  5. vijfde
  6. zesde
  7. zevende
  8. achtste (!)
  9. negende
  10. tiende 

Slide 18 - Slide

3.10: Te huur
Opdracht: We doen een loopdictee. Op de gang hangen 5 woorden en 5 zinnen. 

Cursist A loopt en vertelt de woorden en de zinnen aan cursist B.
Cursist B schrijft de woorden en de zinnen op.

De docent checkt de woorden en de zinnen.
timer
15:00

Slide 19 - Slide

3.10: Te huur
Antwoorden:


  • de prijs
  • het aantal
  • zonder
  • de plaats
  • per maand 
  • Het huis is te duur.
  • De kinderen zijn rustig.
  • Wij zoeken een flat.
  • Het is druk vandaag.
  • Hij kijkt op internet.

Slide 20 - Slide

Herhaling 3.6: Ik woon, wij wonen - ik spreek, wij spreken
Opdracht: We spelen een quiz. Wat moet er op de puntjes staan?

Slide 21 - Slide


Mijn vriend ... in Amsterdam.
A
woon
B
woont
C
woonen
D
wonen

Slide 22 - Quiz


... jij in Leeuwarden?
A
won
B
woon
C
wont
D
woont

Slide 23 - Quiz


... jullie in Utrecht?
A
woon
B
woont
C
woonen
D
wonen

Slide 24 - Quiz


Mijn familie ... in Duitsland.
A
woon
B
won
C
woont
D
wonen

Slide 25 - Quiz


... u in Drachten?
A
woon
B
wont
C
woont
D
wonen

Slide 26 - Quiz


... jij Nederlands?
A
ler
B
leer
C
leert
D
leren

Slide 27 - Quiz


Hij ... een nieuwe taal.
A
spreek
B
sprekt
C
spreekt
D
spreken

Slide 28 - Quiz


Mijn buren ... Arabisch. 
A
leer
B
leert
C
leren
D
leeren

Slide 29 - Quiz


... zij Engels?
A
spreek
B
spreekt
C
sprekt
D
spreeken

Slide 30 - Quiz


... u lezen en schrijven?
A
leer
B
leert
C
lert
D
leren

Slide 31 - Quiz

Zoek de 10 verschillen
Opdracht: Zoek samen 
de 10 verschillen.

Klaar? Vertel de 10 
verschillen aan de docent. 

Werk in je boek.
timer
10:00

Slide 32 - Slide


Welke emoji ben jij nu?
😒🙁😐🙂😃

Slide 33 - Poll