Lees mee les 2

Lees mee les 2
De verkeerde bus
1 / 71
next
Slide 1: Slide
Alfabetisering NT2ISK

This lesson contains 71 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

Items in this lesson

Lees mee les 2
De verkeerde bus

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Video

Slide 3 - Video

Opdracht 1
Woorden voor openbaar vervoer

Openbaar vervoer = de naam voor vervoersmiddelen zoals de trein en de bus. Openbaar vervoer is bedoeld voor alle mensen, niet voor ÊÊn of een paar personen.

Slide 4 - Slide

Opdracht 1
Woorden voor openbaar vervoer

Slide 5 - Slide

1a. Woorden voor openbaar vervoer
A
auto
B
fiets
C
metro
D
scooter

Slide 6 - Quiz

1b. Woorden voor openbaar vervoer
A
fiets
B
metro
C
scooter
D
tram

Slide 7 - Quiz

B. Vervoermiddelen die NIET bij het openbaar vervoer horen.

Slide 8 - Open question

C1 Ga jij met een vervoermiddel naar school?
A
Ja
B
Nee
C
Ik weet het niet
D
Fatbike

Slide 9 - Quiz

C1 Met welk vervoermiddel ga jij naar school?

Slide 10 - Open question

C2 Reis jij weleens met de bus?
A
Ja
B
Nee
C
Af en toe
D
Ja, ik heb een abonnement

Slide 11 - Quiz

C3 Wanneer heb jij voor het laatst met de trein gereisd? Waar ging jij naartoe?

Slide 12 - Open question

Opdracht 2
De structuur van een tekst

Bekijk tekst 2A: 'De verkeerde bus'. Lees de tekst nog niet.

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

1. Hoeveel regels heeft de inleiding?
A
3
B
12
C
21

Slide 15 - Quiz

2. Hoeveel kopjes heeft de tekst?
A
1
B
2
C
3

Slide 16 - Quiz

3. Wat staat er boven de tweede alinea?
A
De verkeerde bus
B
Steeds verder van huis
C
Geen geld

Slide 17 - Quiz

Opdracht 3
Nadenken over het onderwerp van de tekst

Bekijk de tekst. Lees de titel en bekijk de afbeelding. Lees de tekst nog niet.

Slide 18 - Slide

1. Wat zie je op de afbeelding onder de tekst?

Slide 19 - Open question

2. Wat betekent het woord VERKEERD in de titel?
A
fout
B
rood
C
veilig

Slide 20 - Quiz

Opdracht 4
De tekst lezen zonder woordenboek

Lees tekst 2A. Je hoeft niet elk woord te begrijpen.
timer
5:00

Slide 21 - Slide

1. Lees de inleiding. Na hoe lang kwam de vrouw thuis van de rit met de bus?
A
1 jaar
B
10 jaar
C
25 jaar
D
76 jaar

Slide 22 - Quiz

2a. In welke grote stad stapte de vrouw over op een andere bus?

Slide 23 - Open question

2b. In welke stad in het noorden stapte de vrouw uit de tweede bus?

Slide 24 - Open question

3. Waarom ging de vrouw bedelen
(r. 15-16)?

Slide 25 - Open question

4. Hoe oud was de vrouw toen ze thuiskwam?
A
70 jaar
B
71 jaar
C
75 jaar
D
76 jaar

Slide 26 - Quiz

Opdracht 5
Oefenen met woorden

Slide 27 - Slide

A Synoniemen

Slide 28 - Slide

verkeerd
meestal
juist
rit
fout
vaak
correct
reisje

Slide 29 - Drag question

Pakken
Straat
Eindelijk
Omkomen
Doodgaan
Weg
Ten slotte
Nemen

Slide 30 - Drag question

B Omschrijvingen
Zoek de woorden van kolom 1 op in de tekst.
Probeer de betekenis te begrijpen in de context.
Combineer elk woord met een omschrijving in kolom 2.

Slide 31 - Slide

Quizlet
www.quizlet.com/709238638/lees-mee-les-2-met-de-bus-flash-cards/
zonder plaatjes:
https://quizlet.com/nl/947815304/lees-mee-les-2-met-de-bus-flash-cards/?i=2xb1kx&x=1qqt

Slide 32 - Slide

C Werkwoorden
In de tekst staan veel werkwoordsvormen in de verleden tijd. Van welke werkwoorden komen ze?

Slide 33 - Slide

duurde
kwam
woonde
stapte op
sprak
hoopte
wonen
opstappen
spreken
duren
hopen
komen

Slide 34 - Drag question

zou
reed
had
ging
liep
vroeg
vragen
gaan
lopen
rijden
hebben
zullen

Slide 35 - Drag question

werd
dacht
zei
waren
begon
was
denken
zeggen
beginnen
worden
zijn (meervoud)
zijn (enkelvoud)

Slide 36 - Drag question

C2. Welke werkwoorden kende je nog niet?

Slide 37 - Open question

D Schrijf 3 moeilijke woorden uit de tekst.

Slide 38 - Open question

Opdracht 6
De tekst beter begrijpen

Lees de tekst nog eens!
timer
5:00

Slide 39 - Slide

1. In de inleiding lees je meestal het onderwerp van de tekst. Wat is het onderwerp van deze tekst?
A
Bussen in Thailand
B
De lange afstanden die bussen in Thailand rijden
C
Een vrouw die 25 jaar wegbleef, nadat ze in de verkeerde bus was gestapt

Slide 40 - Quiz

2. Lees de tweede alinea. In welke richting reisde de vrouw zonder het te willen?
A
Van het noorden naar het zuiden
B
Van het oosten naar het westen
C
Van het westen naar het oosten
D
Van het zuiden naar het noorden

Slide 41 - Quiz

3. Lees de derde alinea. Waarom bleef de vrouw zo lang in Chiang Mai?
A
Haar geld was op en ze verstond de taal niet
B
Ze kreeg een verkeersongeluk
C
Ze wilde graag in het tehuis voor daklozen blijven wonen
D
Ze wist niet waar het busstation was

Slide 42 - Quiz

4. Waarom zei de vrouw niets (r. 18)?
A
omdat ze geen Thais verstond
B
omdat ze dakloos was
C
omdat ze doofstom was

Slide 43 - Quiz

5. Waarom begon de vrouw pas te praten toen de studenten in Chiang Mai waren (r. 18-19)?
A
De studenten spraken dezelfde taal als de vrouw.
B
De vrouw had tot dat moment geen zin om te praten.
C
De vrouw wilde alleen maar met studenten praten.
D
De vrouw wilde niet met Thaise mensen praten.

Slide 44 - Quiz

Opdracht 7
Aankondiging

Aankondiging = een tekst over wat er gaat gebeuren

Slide 45 - Slide

timer
3:00

Slide 46 - Slide

1. In welk vervoermiddel gebruik je de tienertoerkaart?

Slide 47 - Open question

2. Voor wie is de tienertoerkaart bedoeld?

Slide 48 - Open question

3. Hoeveel kost de kaart?

Slide 49 - Open question

4. In welke periode is de kaart geldig?
A
lente
B
zomer
C
herfst
D
winter

Slide 50 - Quiz

5. Moet je reizen op dagen die elkaar volgen?
A
ja
B
nee

Slide 51 - Quiz

6. Is de tienertoerkaart ook geldig in de winter?
A
ja
B
nee

Slide 52 - Quiz

7. Zou jij zelf een tienertoer willen maken door Nederland?
A
Ja
B
Nee
C
Misschien
D
Geen zin in!

Slide 53 - Quiz

Opdracht 8
Reisschema
Reisschema = een overzicht van reistijden

In tekst 2C zie je de vertrektijden en aankomsttijden van de trein van Hilversum naar Antwerpen. Bekijk het reisschema en beantwoord de vragen.

Slide 54 - Slide

timer
1:00

Slide 55 - Slide

1. Hoe laat vertrekt de trein vanuit Hilversum?
A
10.46 uur
B
10.50 uur
C
11 uur
D
10.48 uur

Slide 56 - Quiz

2. Van welk spoor vertrekt de trein uit Hilversum?
A
spoor 1
B
spoor 2
C
spoor 3
D
spoor 4

Slide 57 - Quiz

3. In Utrecht moet je overstappen. Hoeveel tijd heb je om over te stappen?
A
10 minuten
B
11 minuten
C
12 minuten
D
13 minuten

Slide 58 - Quiz

4. Vanaf welk perron vertrekt jouw trein in Utrecht?
A
spoor 7
B
spoor 8
C
spoor 9
D
spoor 10

Slide 59 - Quiz

5. Hoe lang duurt de treinreis van Rotterdam naar Antwerpen?
A
1 uur
B
1 uur en 5 minuten
C
1 uur en 10 minuten
D
10 minuten

Slide 60 - Quiz

6. Hoe laat arriveer je in Antwerpen?
A
om 13 uur
B
om 14 uur
C
om 13.30 uur
D
om 13.15 uur

Slide 61 - Quiz

Opdracht 9

Puzzelen met husselwoorden

Slide 62 - Slide

caubalmen
tobo
gredwenwaarben
sub
hiekpetrol
troom
Puzzel!

Slide 63 - Slide

croesto
xiat
crottar
netir
giglivteu
granvechtaw
Puzzel!

Slide 64 - Slide

Slide 65 - Slide

Wat vind jij van de les?
😒🙁😐🙂😃

Slide 66 - Poll

Opdracht 10
Nakijken, leren en de woordenschat maken.

Slide 67 - Slide

Opdracht 10
Vraag de antwoordbladen bij les 2 aan je docent.
Kijk les 2 na en markeer de foute antwoorden met een markeerstift.
Bekijk de vragen met foute antwoorden nog eens goed. Begrijp je nu de vraag en het antwoord beter? Zo niet, vraag dan je docent om uitleg.
Leer de woorden uit deze les 

Slide 68 - Slide

Extra:
  • Herhaling woorden les 2: https://www.lessonup.com/nl/lesson/pBZAYqArCvjrSnW5t/rFqKTv3DStohq2cWi
  • www.quizlet.com/709238638/lees-mee-les-2-met-de-bus-flash-cards/
  • https://quizlet.com/nl/947815304/lees-mee-les-2-met-de-bus-flash-cards/?i=2xb1kx&x=1qqt
  • https://dashboard.blooket.com/set/65e815d30a0affd210e15718
  • Mix en Match LEES MEE les 2 (zie Sharepoint)
  • Je kan woordkaartjes maken via quizlet als je zoekt naar extra opties. Handig voor memory etc. 

Slide 69 - Slide

Slide 70 - Slide

Leren voor de toets
- vervoermiddelen
- synoniemen (verkeerd-fout)
- omschrijvingen
- lees de tekst

Slide 71 - Slide