être avoir faire aller

Algemeen:
  • er zijn in het Frans twee soorten werkwoorden: 
  • 1. regelmatige werkwoorden
  • 2. onregelmatige werkwoorden
  • Daarnaast eindigen alle werkwoorden op:
  • - er
  • - re
  • -   ir 


1 / 28
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 28 slides, with text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Algemeen:
  • er zijn in het Frans twee soorten werkwoorden: 
  • 1. regelmatige werkwoorden
  • 2. onregelmatige werkwoorden
  • Daarnaast eindigen alle werkwoorden op:
  • - er
  • - re
  • -   ir 


Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

persoonlijke voornaamwoorden:

  • je
  • tu
  • il
  • elle
  • on
  • nous
  • vous
  • ils
  • elles


vertaling:

  • ik
  • jij
  • hij
  • zij
  • men / wij
  • wij
  • jullie of u
  • zij (mannelijk meervoud)
  • zij (vrouwelijk meervoud)

Slide 4 - Slide

onregelmatige ww in de présent:
  • être (zijn):
  • je suis
  • tu es
  • il est / elle est / on est
  • nous sommes
  • vous êtes
  • ils sont / elles sont

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Video

Slide 7 - Slide

onregelmatige ww in de présent:
  • avoir (hebben):
  • j'ai
  • tu as
  • il a / elle a / on a
  • nous avons
  • vous avez
  • ils ont / elles ont

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Aller (=gaan)

  • je vais
  • tu vas
  • il va / elle va /on va
  • nous allons
  • vous allez
  • ils vont / elles vont

Slide 10 - Slide

le passé composé: de accoordregel
  • je suis allé (e)
  • tu es allé (e)
  • il est allé
  • elle est allée
  • nous sommes allé(e)s
  • vous êtes allé(e,s,es)
  • ils sont allés
  • elles sont allées

Accoordregel: als être het hulpwerkwoord is, richt het voltooid deelwoord zich naar het onderwerp;      bij: 
- vrouwelijk enkelvoud:  + e
- vrouwelijk meervoud:  + es
-mannelijk meervoud:   + s 

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

onregelmatige ww in de présent:
  • faire (maken/doen):
  • je fais
  • tu fais
  • il fait / elle fait / on fait
  • nous faisons
  • vous faites (!!!!)
  • ils font / elles font

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

passé composé:
  • j'ai fait
  • tu as fait
  • il/elle/on a fait
  • nous avons fait
  • vous avez fait
  • ils ont fait
  • elles ont fait

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

inleiding TB p. 76
LYON

Slide 18 - Slide

Lyon:
meer dan 1000 restaurantjes !
lekker... eten....

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Link

La fin
Pas de devoirs
Jullie kunnen werken aan jullie  taken van h5 

Slide 21 - Slide

Intro Chap 6





exercices: 1 à 3
TB p. 76 WB p. 50
timer
10:00

Slide 22 - Slide

-->

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Video

Chapitre 6

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Slide

Intro Chap 6
Luistervaardigheid + leesvaardigheid oefenen...




exercices: 4 à 7
WB p. 52
timer
15:00

Slide 27 - Slide

La fin
Pas de devoirs
Jullie kunnen werken aan jullie  taken van h5 

Slide 28 - Slide