Link blauw 2.3

Lesplan
1. Complimenten geven.
2. Link 2.3. 
3. KNM 2.2.
4. Oefenexamen A2 Lezen. 


1 / 27
next
Slide 1: Slide
NT2ISK

This lesson contains 27 slides, with interactive quiz and text slides.

time-iconLesson duration is: 165 min

Items in this lesson

Lesplan
1. Complimenten geven.
2. Link 2.3. 
3. KNM 2.2.
4. Oefenexamen A2 Lezen. 


Slide 1 - Slide

Na deze les...
... kun je complimenten geven.
... kun je schrijven en spreken over opvoeding.

Slide 2 - Slide

het compliment

Slide 3 - Mind map

Complimenten geven
  • Ik vind jou ......
  • aardig                                                
  • leuk 
  • vriendelijk
  • grappig
  • slim
  • lief
  • behulpzaam
  • sterk 


  • creatief
  • gezellig
  • geduldig
  • vrolijk
  • attent
  • mooi gekleed
  • goede vriend/vriendin
  • energiek


  • betrouwbaar
  • enthousiast

Slide 4 - Slide

  • Maak een compliment aan je medecursist. 
  • Vertel wat je van hem/haar vindt.
  • Gebruik de woorden uit vorige slide. 
  • Schrijf een compliment aan je medecursist. 

Slide 5 - Slide

Reageren op een verdrietig bericht
Hoi Nienke,



Wat erg voor je! Wanneer is de begrafenis?
We maken later wel een nieuwe afspraak.
Veel sterkte!
Groeten,
[naam]






Slide 6 - Slide

We gaan in het boek werken: 

2.3
Doe de taak
oefening 1

Slide 7 - Slide

Anders zit ze de hele avond naar filmpjes op YouTube te kijken.

Anders wil ze de hele avond naar filmpjes op You Tube kijken.

Slide 8 - Slide

Werkwoord + te + het hele werkwoord
  • staan te: Ze staat op de bus te wachten;
  • liggen te: Hij ligt een boek te lezen;
  • zitten te: Irene zit een paar uur lang te bellen;
  • lopen te: Debbie loopt muziek te luisteren;
  • durven te: Hij durft absoluut niet op te bellen;
  • hoeven te: Je hoeft niet bang te zijn;
  • proberen te: Hij probeert een goede baan te krijgen;
  • hopen te: Zij hoopt voor dat examen te slagen;
  • beginnen te: Het begint te sneeuwen;
  • vergeten te: Zij vergeet die brief te posten

Slide 9 - Slide

Werkwoord + werkwoord
  • moeten: Ik moet deze week hard werken;
  • mogen: Hij mag niet meer drinken van de dokter;
  • zullen: Ik zal je dat geld morgen teruggeven;
  • willenWe willen morgen om 11 uur langskomen;
  • kunnen: We kunnen je morgen van het werk halen;
  • laten: Zij laten hun huis opknappen;
  • zien: Ik zag het gordijn bewegen;
  • horen: Hij hoorde haar heel lang schreeuwen;
  • voelen: Zij voelde iets over haar arm lopen;
  • gaan: Ik ga kijken of de krant er al is;
  • komen: Die man komt de televisie repareren;
  • blijven: Hij blijft logeren;
  • helpen: Ze helpen me zondag verhuizen;
  • leren: Ze leert hem piano spelen.


Slide 10 - Slide

Wat moet ik doen? 
  • Je moet het probleem met je kind op een rustige manier bespreken;
  • Je moet duidelijke afspraken maken en grenzen stellen;
  • Je moet samen naar oplossingen zoeken;
  • Je moet hulp aanbieden;
  • Je moet professionele hulp vragen. 

Slide 11 - Slide

Huiswerk: 
Huiswerk voor morgen:

1) Link 2.4 (online opdrachten 1-6);
2) KNM 2.3 "Vrijheid en gelijkheid" - Opdrachten.
3) KNM 2.4 "Feesten en tradities" - Woorden oefenen.
4) Grammatica: 3.6.










Slide 12 - Slide

Huiswerkklas
  • Beste heer/mevrouw, 
  • Ik wil graag op dinsdag, (datum), om 08.15 uur naar de huiswerkklas komen. 
  • Dit zijn mijn gegevens: 
  • Voornaam + achternaam: ...... .......
  • Geboortedatum: .. -..-....
  • Datum: .. .....
  • Kan dat? 
  • Met vriendelijke groet, 
  • (Voornaam +achternaam) 

Slide 13 - Slide

Wat vind jij? 

Vriendschap maakt het leven leuker.

Slide 14 - Slide

Nederlandse feestdagen
  • Sinterklaas                       5 december                    
  • Kerst                                    25-26 december (vrije dagen)
  • Koningsdag                      27 april (vrije dag)                
  • Carnaval                             februari 
  • Oud & Nieuw                     1 januari (vrije dag)        
  • Pasen                                  maart-april
  • Pinksteren                         50 dagen na Pasen  (2 vrije dagen)
  • Hemelvaartsdag            39 dagen na Pasen   (1 vrije dag, op donderdag)
  • Dodenherdenking          4 mei  
  • Bevrijdingsdag                 5 mei (Eens per 5 jaar is er een vrije dag)                
                                



Slide 15 - Slide

 formele brief
  • Wat is formeel? Met wie?
  • Wat is informeel?  Met wie?
  • Alinea's?

Slide 16 - Slide

Regels formele brief
  • Je begint met een formele aanhef/begroeting. Beste mevrouw Stolk,
  • Je spreekt de ander aan met u en gebruikt beleefde taal.
  • Je schrijft in alinea's/stukje tekst: elk onderwerp op een nieuwe regel.
  • Gebruik witregels tussen de alinea's.
  • sluit af met: Vriendelijke groeten/Met vriendelijke groet, en daaronder je voor- en achternaam. 

Slide 17 - Slide

Formeel (zakelijk)

* Een brief of e-mail naar iemand die je niet kent: u
* Geachte heer Jansen,
* Geachte mevrouw de Vries,
* Beste heer, mevrouw,
* Met vriendelijke groet,
* Vriendelijke groeten,

Informeel
* Een brief, whatsapp of e-mail die je (goed) kent: jij
* Beste Ellen,
* Hallo,
* Hoi Anna,
* Groetjes,
* Liefs,
* Doei!

Slide 18 - Slide

Reageren op de uitnodiging

                                                               Beste Paul en Layla,

Bedankt voor de uitnodiging voor jullie bruiloft. Wat leuk dat jullie gaan trouwen! 

Helaas kan ik niet naar het diner en het feest komen, want ik moet op vrijdagavond werken. Ik wens jullie een fantastische dag!

Met vriendelijke groet,
[voornaam en achternaam]









Slide 19 - Slide

We gaan in het boek werken: 

2.2
Doe de taak
opdracht 1

Slide 20 - Slide

                         Reacties
  • Wat leuk!   
  • Wat toevallig!  
  • Wat jammer!   
  • Wat gezellig!    
  • Wat lekker!  
  • Wat interessant!  
  • Wat vervelend!  
  • Wat mooi!  
  • Wat erg!
                        Reacties met "dat" 

  • Wat leuk dat je komt!
  •  Wat toevallig dat we allebei Nederlands studeren!
  •  Wat jammer dat je weg moet!
  •  Wat gezellig dat je er was!
  •  Wat lekker dat jullie vakantie hebben!
  •  Wat interessant dat je in Syrië bent geweest!
  •  Wat vervelend dat het regent!
  •   Wat mooi dat jullie voor het examen geslaagd zijn
  • Wat erg dat je tante is overleden! 

Slide 21 - Slide

We gaan met KNM werken: 

2.1
"Iedereen is anders"
Vragen over de woorden? 
De kennis

Slide 22 - Slide

A: Met __________  _____________ .
B: Hallo, Met Sara van Ols. Klopt het dat je een taalmaatje zoekt?
A: Ja, dat klopt. Ik zoek inderdaad een taalmaatje.
B: Zullen we een afspraak maken?
A: Ja. Dat lijkt me leuk.
B: Wat vind je leuk om te doen?
A: Misschien kunnen we samen wandelen, een Nederlands boek lezen en meer zinnen in het Nederlands maken.
B: Dat vind ik een leuk idee. Wanneer kun je?
A: Ik kan op vrijdagochtend om 10.00 uur.
B: Dat is goed. Waar zullen we afspreken?
A: Dat kan bij mij thuis.
B: Dat is goed. Tot dan!
A: Gezellig! Bedankt! Tot vrijdag!
B: Dag.

Slide 23 - Slide

Hoe maak je contact met je buurt? 
  • een taalmaatje zoeken;
  • vrijwilligerswerk doen;
  • een barbecue, straatfeest of informele borrel organiseren of eraan meedoen;
  • aan lokale verenigingen of hobbyclubs meedoen (voetbalvereniging);
  • contact maken met je buurtbewoners via Facebook of Nextdoor;
  • hulp aanbieden bij het klussen of een buurtactiviteit;
  • aan een wandelgroep meedoen (Avond4daagse);
  • aan een schoonmaakactie of tuinproject meedoen;
  • contact maken met andere ouders bij schoolactiviteiten;
  • buren voor een kopje koffie of thee uitnodigen. 

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Link

Wat heb je vandaag geleerd? 

Slide 26 - Slide

Goed gedaan!

Slide 27 - Slide