12.3 dl2 + 12.4 Bloedgroepen dl1 klassikaal/ll

Paragraaf 1 Dierenwelzijn
Paragraaf 12.3 Specifieke afweer - deel 2
1 / 25
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 80 min

Items in this lesson

Paragraaf 1 Dierenwelzijn
Paragraaf 12.3 Specifieke afweer - deel 2

Slide 1 - Slide

BINAS 84L

Slide 2 - Slide

Verloop van een infectie
Na verloop van tijd is de infectie bestreden en moet de afweer-reactie ook weer worden stopgezet (deze kost veel energie).

Hiervoor zorgen T-suppressorcellen.

Deze remt de B-cellen en daarmee de 
vorming van antistoffen.

Slide 3 - Slide

Immuniteit
-natuurlijk
-kunstmatig: vaccinatie

Slide 4 - Slide


Pasgeboren kinderen
          
Zelf de infectie doormaken
Antistoffen inspuiten
Vaccineren
Natuurlijk
Kunstmatig
P
a
s
s
i
e
A
c
t
i
e

Slide 5 - Slide

D-toets  of  Extra uitleg 12.3
Begrijp je 12.3 Specifieke afweer? --> 
Test je kennis met de mini D-toets 12.3 (zie Classroom)

Lastig? --> Extra uitleg 12.3 / BINAS

Klaar? 
Lezen 12.4 Bloedgroepen

Slide 6 - Slide

Paragraaf 1 Dierenwelzijn
Paragraaf 12.4 Bloedgroepen

Slide 7 - Slide

H12 Gezondheid
12.1-1 Voorkomen is beter dan genezen (huid/ slijmvliezen)
12.2 Eigen afweer en antibiotica
12.3-1 Specifieke afweer deel 1
12.3-2 Specifieke afweer deel 2
12.4 Bloedgroepen
12.5 Als het misgaat (kanker/ virussen/ allergiën)
12.1-2 Bescherming bij planten

Slide 8 - Slide

Doel en begrippen 12.4
Je leert hoe welke bloedgroepen er zijn en wat de resusfactor is

bloedgroep, AB0-stelsel, bloedtransfusie, kruisproef, resusfactor, resusantigeen, antiresus, resusbaby

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Link

Antigenen op de bloedcellen
Op je rode bloedcellen zitten óók antigenen.

Afhankelijk van welke antigenen er op je rode bloedcellen zitten heb je een bepaalde bloedgroep.



Slide 11 - Slide

Antigenen op de bloedcellen
Bloedgroep A                 Bloedgroep AB




Bloedgroep B                    Bloedgroep 0

Slide 12 - Slide

Antistoffen in bloedplasma
Bloedgroep A                 Bloedgroep AB
Anti-B                                                   geen



Bloedgroep B                    Bloedgroep 0
Anti-A                               Anti-A en Anti-B

Slide 13 - Slide

Iemand met bloedgroep AB heeft
A
Twee verschillende antigenen en geen antistoffen
B
Twee verschillende antistoffen en geen antigenen

Slide 14 - Quiz

Klontering
Als je anti-B en bloed met bloedcellen met antigeen B samenvoegt gaat het klonteren.


Het effect van de klontering 
kun je gebruiken om de
bloedgroep van iemand te bepalen.




Slide 15 - Slide

Ik heb onbekend bloed en ik voeg anti-B toe. Het bloed gaat klonteren.
Welke bloedgroep is het?
A
Dat weet je nog niet zeker: AB of B
B
B
C
AB
D
A

Slide 16 - Quiz

Slide 17 - Link

Bloedtransfusie
Klontering moet je vermijden bij een bloedtransfusie.

Bij bloedtransfusie krijgt de ontvanger alleen de rode bloedcellen, niet de antistoffen van de donor.




Slide 18 - Slide

Bloedtranfusie
Om te bepalen welk bloed iemand kan ontvangen moet je dus bepalen welke antistoffen iemand heeft/ maakt.

Bloedgroep A heeft Anti-B en mag dus geen bloedcellen met antigeen B ontvangen. Dit betekent dus geen bloedgroep B of bloedgroep AB.



Slide 19 - Slide

Welke bloedgroep kan van alle bloedgroepen bloed ontvangen?
A
bloedgroep AB
B
bloedgroep A
C
bloedgroep B
D
bloedgroep 0

Slide 20 - Quiz

Universele ontvanger
Iemand met bloedgroep AB kan alle typen bloed ontvangen want hij/ zijn maakt geen anti-A en geen anti-B.

bloedgroep AB = de universele ontvanger!



Slide 21 - Slide

Welke bloedgroep kan aan alle bloedgroepen bloed doneren?
A
bloedgroep AB
B
bloedgroep A
C
bloedgroep B
D
bloedgroep 0

Slide 22 - Quiz

Universele donor
Iemand met bloedgroep 0 kan aan iedereen doneren want de bloedcellen uit dit bloed bevatten geen antigenen en kunnen dus niet klonteren met anti-A en anti-B.

bloedgroep 0 = de universele donor!


Slide 23 - Slide

Anne is nierpatiënt. Haar man Joris biedt zich als nierdonor voor Anne aan. De weefseltypen van beiden komen voldoende overeen. Anne heeft bloedgroep B en Joris heeft bloedgroep A. Gelet op de bloedgroepen is Joris geen geschikte donor voor Anne.

Wat is hiervoor de reden?
A
Het bloed van Anne bevat anti-A.
B
Het bloed van Anne bevat anti-B.
C
Het bloed van Anne bevat antigeen A.
D
Het bloed van Anne bevat antigeen B.

Slide 24 - Quiz

Opdrachten
- Maken 12.4 
timer
15:00

Slide 25 - Slide