Quiz oefenen tijdvak 5 en 6

Tijdvak 5 en 6
quiz
1 / 50
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 50 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Tijdvak 5 en 6
quiz

Slide 1 - Slide

De kerkelijke rechtbank die ketters moest opsporen en vervolgen:
A
privilege
B
Bloedraad
C
Raad der Beroerten
D
inquisitie

Slide 2 - Quiz

Welke hervormer zou het waarschijnlijk eens zijn geweest met de Nederlandse Opstand?
A
Luther
B
Calvijn

Slide 3 - Quiz

Waardoor verspreidde de Reformatie snel over Europa?


A
bodes
B
nieuwe wegen
C
ontdekkingsreizigers
D
boekdrukkunst

Slide 4 - Quiz

Hoe noemen we iemand die zich baseert op de denkbeelden van de Reformatie?
A
protestant
B
katholiek
C
humanist
D
geus

Slide 5 - Quiz

Waar was Luther zo op tegen bij de katholieke kerk? (meerdere mogelijk)
A
De 95 stellingen
B
De inquisitie
C
Getrouwde geestelijken
D
Streven naar macht en geld

Slide 6 - Quiz

God heeft volgens Calvijn van tevoren mensen uitgekozen die in de hemel zullen komen:
A
privilege
B
aflaat
C
predestinatie
D
particularisme

Slide 7 - Quiz

Over welke gebieden regeerde Karel V?
A
Frankrijk
B
De Nederlanden
C
Het Heilige Roomse Rijk
D
Spanje

Slide 8 - Quiz

Waarmee begon de Nederlandse Opstand?
A
Het indienen van het Smeekschrift
B
De kroning van Filips II
C
De Beeldenstorm
D
De Slag bij Heiligerlee

Slide 9 - Quiz

Wat is een andere naam voor de Nederlandse Opstand?
A
De Nederlandse oorlog.
B
De 80-jarige oorlog.
C
De grote oorlog.
D
De Spaans-Nederlandse oorlog.

Slide 10 - Quiz

De leider van de Nederlandse Opstand was...
A
Hertog van Alva
B
Maurits van Oranje
C
Filips II
D
Willem van Oranje

Slide 11 - Quiz

Wat is geen oorzaak van de Nederlandse opstand?
A
Nederlandse burgers willen stemrecht.
B
Centralisatie
C
De adel heeft minder macht.
D
Kettervervolgingen.

Slide 12 - Quiz

Twee politieke oorzaken voor het ontstaan van de Nederlandse opstand zijn:
A
Het streng doorvoeren van centralisatiepolitiek.
B
het vervolgen van ketters.
C
De Nederlanden wilden van landsheer Filips II af.
D
De Staten-Generaal kreeg de macht van Spanje.

Slide 13 - Quiz

Willem van Oranje was voor/tegen centralisatie
A
voor
B
tegen

Slide 14 - Quiz

Hoe noem je de plaatsvervanger van Filips II in de Lage Landen?
A
Landvoogd(es)
B
Verbond der Edelen
C
Stadhouder
D
Staten-Generaal

Slide 15 - Quiz

Is dit het interieur van een katholieke of protestanse kerk?

Slide 16 - Open question

Wat is de juiste volgorde?
A
Smeekschrift der edelen - Hagenpreken - Beeldenstorm
B
Beeldenstorm - Hagenpreken - Smeekschrift der edelen
C
Smeekschrift der edelen - Beeldenstorm - Hagenpreken
D
Beeldenstorm - Smeekschrift der edelen - Hagenpreken

Slide 17 - Quiz

Wanneer vond de Beeldenstorm plaats?
A
1566
B
1585
C
1633
D
1643

Slide 18 - Quiz

Wie werd na de Beeldenstorm landvoogd over de Nederlanden?
A
Alva
B
Filips II
C
Margaretha van Parma
D
Willem van Oranje

Slide 19 - Quiz

Wat was het belangrijkste gevolg van de Nederlandse opstand?
A
Nederland werd een onafhankelijk land met een eigen bestuur.
B
Willem van Oranje werd de vader des vaderlands.
C
Nederland kreeg na afloop zijn eerste grondwet.
D
Nederland leerde dat ze moesten luisteren naar hun koning.

Slide 20 - Quiz

Gebeurtenissen tijdens de Nederlandse Opstand.
1.Beeldenstorm
2.Plakkaat van Verlating
3.Verovering van den Briel
4.Moord op Willem van Oranje
Wat is de goede volgorde?
A
1-2-3-4
B
1-3-2-4
C
4-1-2-3
D
4-3-1-2

Slide 21 - Quiz

In welk jaar werd de vrede van Munster afgesloten?
A
1642
B
1648
C
1653
D
1667

Slide 22 - Quiz

De Unie van Utrecht:
A
was een reactie op de Pacificatie van Gent.
B
werd in 1576 gesloten.
C
werd in 1579 gesloten.
D
was een overwinning voor Willem van Oranje.

Slide 23 - Quiz

Met welk document maakten de Nederlanden zich los van de Spaanse Landsheer
A
Pacificatie van Gent
B
Unie van Atrecht
C
Acte van Verlatinghe
D
Apologie van Willem van Oranje

Slide 24 - Quiz

Wanneer was er sprake van een hoge mate van eenheid tussen de noordelijke en zuidelijke Nederlanden?
A
In de Unie van Utrecht
B
In de Unie van Atrecht
C
In de Pacificatie van Gent
D
In het plakkaat van Verlatinghe

Slide 25 - Quiz

Wat is geen oorzaak van de Nederlandse opstand?
A
Nederlandse burgers willen stemrecht.
B
Er is honger in de Nederlanden.
C
De adel heeft minder macht.
D
Ketter vervolgingen.

Slide 26 - Quiz

Is Karel V voor of tegen centralisatie?
A
Voor
B
Tegen

Slide 27 - Quiz

Sleep de gebeurtenis naar het juiste jaartal!
1566
1568
1572
1581
1588
Begin van de opstand
De Beeldenstorm
Filips wordt afgezet als vorst
De noordelijke gewesten roepen de Republiek uit
Inname van Den Briel

Slide 28 - Drag question

Successen voor de opstandelingen
Spaanse successen
1572
inname van Den Briel
1576
Pacificatie van Gent
1578
Alteratie van Amsterdam
1581
Plakkaat van Verlatinghe
1579
Unie van Utrecht
1584
moord op Willem van Oranje
1585
Val van Antwerpen
1588
uitroeping van de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden
1579
Unie van Atrecht
1588
Spaanse Armada wordt verslagen

Slide 29 - Drag question

In 1588 worden de gewesten van de Unie van Utrecht onafhankelijk. Hoe heet deze nieuwe staat?
A
De Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden.
B
De Republiek der Nederlanden.
C
Het koninkrijk der Zeven Verenigde Nederlanden.
D
Unie van Utrecht

Slide 30 - Quiz

De Republiek werd uitgeroepen in
A
1581
B
1576
C
1578
D
1588

Slide 31 - Quiz

Geef een zo uitgebreid mogelijke omschrijving van het begrip 'absolutisme'.

Slide 32 - Open question

Tijdvak 6 is de periode .....
A
1600-1700
B
1500-1600
C
1650-1750
D
1700-1800

Slide 33 - Quiz

De VOC werd op initiatief van de Staten-Generaal opgericht, omdat...
A
Andere landen ook handelscompagnieën oprichtten
B
De winsten in de Republiek daalde doordat de concurrentie onder de vele handelscompagnieën moordend was
C
De scheepsbouw te stimuleren. Meer schepen leverde meer geld op.
D
De Staten-Generaal graag landen wilden veroveren

Slide 34 - Quiz

De WIC was eigenlijk ook onderdeel van de strijd tegen Spanje in de Nederlandse Opstand.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 35 - Quiz

In de Republiek was de macht in handen van ....
A
Regering
B
Adel
C
Regenten
D
Koning

Slide 36 - Quiz

Generaliteitslanden zijn....
A
Gebieden die veroverd waren door de Republiek op Spanje
B
Bevriende buurlanden van de Republiek
C
Gebieden onder bewind van de VOC
D
De noordelijke gewesten

Slide 37 - Quiz

1672 is het rampjaar voor de Republiek. Waarom?
A
Alva trad binnen met een groot leger. Tienduizenden vluchtten naar het buitenland
B
Economische crisis
C
De Republiek werd aangevallen door Engeland, Frankrijk en twee Duitse staten
D
Er waren in 1672 geen geschiedenislessen op de scholen

Slide 38 - Quiz

Hij kwam in conflict met de katholieke kerk, hij bouwde telescopen, hij ontdekte dat de maan het licht van de zon weerkaatste.... Wie o wie?
A
Copernicus
B
Gaileï
C
Huygens
D
Van Leeuwenhoek

Slide 39 - Quiz

De WIC voer op
A
Indonesië
B
Suriname
C
Scandinavië
D
Amerika

Slide 40 - Quiz

Transatlantische driehoekshandel hield in
A
Dat men luxeproducten ruilde voor slaven en die slaven ruilde voor tabak/koffie
B
Dat men in een driehoek van Willem van Oranje, Johan van Oldenbarneveld en Baltasar Gerards handel dreef
C
Dat men uit Japan goud haalde, dat verkocht in Indonesië , daar luxeproducten kocht en dit in Japan weer verkocht
D
Dat de VOC en WIC handelden met de Nederlandse overheid

Slide 41 - Quiz

De Wetenschappelijke Revolutie was
A
Een tijd waarin vrouwen meer wetenschap gingen beoefenen.
B
Een tijd waarin wetenschap binnen 10 jaar heel erg veranderde.
C
Een tijd waarin wetenschap veranderde.
D
Een tijd waarin smartphones belangrijk werden.

Slide 42 - Quiz

De Nederlandse Republiek was bijzonder in de Gouden Eeuw omdat (kruis het foute antwoord aan!)
A
Zij geen koning had
B
Vrouwen ook mochten stemmen
C
Zij heel veel handel dreef
D
Er tolerantie was

Slide 43 - Quiz

Absolutisme betekent dat
A
De koning alles beslist
B
Het parlement alles beslist
C
Het volk alles beslist
D
Kinderen alles beslissen

Slide 44 - Quiz

Wat stelde Newton vast?
A
Natuurwetten gelden altijd en overal
B
Natuurwetten gelden niet altijd
C
Alle voorwerpen oefenen aantrekkingskracht uit op elkaar
D
Sommige voorwerpen hebben geen last van zwaartekracht

Slide 45 - Quiz

De Wetenschappelijke Revolutie was
A
Een tijd waarin vrouwen meer wetenschap gingen beoefenen.
B
Een tijd waarin wetenschap binnen 10 jaar heel erg veranderde.
C
Een tijd waarin wetenschap veranderde.
D
Een tijd waarin smartphones belangrijk werden.

Slide 46 - Quiz

aan wie legt lodewijk XIV verantwoording af?
A
aan het leger
B
aan god
C
aan het volk
D
aan de adel

Slide 47 - Quiz

De VOC kreeg verschillende statelijke bevoegdheden. Welke hoort daar NIET bij?
A
Het voeren van oorlogen
B
Het sluiten van verdragen met buitenlandse vorsten
C
Het bouwen van forten en nederzettingen
D
Het ontbinden van de Staten-Generaal

Slide 48 - Quiz

Wat is GEEN motief voor de Europese expansie?
A
Winst maken door te handelen
B
Volkeren bekeren tot het christendom
C
Vorsten wilden macht uitbreiden
D
Verspreiden wetenschap en techniek

Slide 49 - Quiz

Wat is GÉÉN kenmerk van het absolutisme onder Lodewijk XIV?
A
Economische politiek van het mercantilisme
B
Bevorderen van de machtspositie van de adel
C
De hofcultuur van Versailles
D
Centralisatie van het landsbestuur

Slide 50 - Quiz