H1 - Talen

Talen
Over taal
1 / 29
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes, text slides and 5 videos.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Talen
Over taal

Slide 1 - Slide

Deze les
Filmpje bekijken
Uitleg
Dierenwoordenboek maken
Afsluiting

Slide 2 - Slide

Leerdoelen
Aan het eind van de les kan je verschillende soorten talen benoemen.
Aan het einde van de les ken je de begrippen iconisch, arbitrair en onomatopeeën.
Je kan een dierenwoordenboek maken waarin je één soort taal verwerkt. Je verwerkt hierin ook de begrippen iconisch en arbitrair.

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Video

'Dierentaal is een volwaardige taal'

Slide 5 - Open question

Taal

Slide 6 - Mind map

Hoe communiceer jij?

Slide 7 - Open question

Talen
Op de wereld zijn er nu zo’n 6000 talen. Maar er zijn niet alleen maar talen die wij kennen zoals het Nederlands, Engels, Duits, Spaans, en ga zo maar door. 

Slide 8 - Slide

Mensentaal
• Mensen gebruiken taal creatief en spontaan;
• Mensen kunnen praten over dingen die er niet zijn;
• Mensen kunnen oneindig veel zinnen maken;
• Menselijke taal is arbitrair

Slide 9 - Slide

Arbitrair
De vorm en betekenis hebben vaak niets met elkaar te maken.

We weten wat een ‘appel’ is, maar het woord heeft niks te maken met wat het is. Een appel heeft niet iets ‘appeligs’.

Slide 10 - Slide

Soorten taal
Er zijn verschillende soorten talen; mensentaal, dierentaal, gebarentaal, computertaal.
Mensen gebruiken taal om met elkaar te communiceren. 

Slide 11 - Slide

Dierentaal
Dieren communiceren ook met elkaar. Dit kan je ook een ‘taal’ noemen. 

Slide 12 - Slide

Dierentaal
• Minder spontaan dan mensentaal;
• Minder creatief dan mensentaal;
• Dieren communiceren over dingen in het hier en nu.

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Video

Slide 15 - Video

Gebarentaal
Gebaren zijn ook een manier om met elkaar te communiceren. Mensen met een slecht gehoor, gebruiken vaak gebarentaal. 

Slide 16 - Slide

Gebarentaal
• Wordt niet gesproken, maar visueel (je kan het zien);
• Gebaren zijn vaker iconisch;



Slide 17 - Slide

Iconische gebaren
Vorm en betekenis hebben met elkaar te maken

Bij gebarentaal is het gebaar voor ‘drinken’ net alsof je drinkt.

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Video

Onomatopeeën
Woorden uit mensentaal kunnen ook iconisch zijn, ze heten dan onomatopeeën.

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Video

Opdracht
Maak in tweetallen een dierenwoordenboek.
• Kies een diersoort.
• Geef algemene informatie over het dier.
• Geef informatie over de manier van communiceren.
• Zorg dat er in het woordenboek minimaal 6 boodschappen/manieren van communicatie staan. Geef ook aan of de boodschap arbitrair of iconisch is.
• Gebruik afbeeldingen of maak tekeningen zodat het voor de lezer direct duidelijk wordt hoe het die de boodschap overbrengt.

Slide 22 - Slide

Differentiatieopdracht 1
Beantwoord de volgende vragen over gebarentaal:
1. Is gebarentaal een echte taal?
2. Door de coronacrisis ontstaan nieuwe gebaren, denk aan het gebaar voor ‘hamsteren’. Hoe weet een tolk hoe ze dit soort gebaren uit moet beelden?
3. Kun je met gebaren ook schreeuwen/fluisteren? Zo ja, hoe?
4. Bekijk het filmpje https://www.youtube.com/watch?v=P3KCoUvdSPc
Bedenk zelf een gebaar voor een willekeurig voorwerp.

Slide 23 - Slide

Differentiatieopdracht 2
Leer zo veel mogelijk gebaren uit je hoofd. Gebruik hierbij eventueel het volgende filmpje:
https://www.youtube.com/watch?v=7tIE_Q_LLZQ

Slide 24 - Slide

Dierenwoordenboek
Een aantal van jullie vertellen kort over het gemaakte dierenwoordenboek.

Slide 25 - Slide

Wat betekent arbitrair?
A
De vorm en betekenis van een woord hebben wel met elkaar te maken
B
De vorm en betekenis van een woord hebben niks met elkaar te maken

Slide 26 - Quiz

Welk woord is arbitrair?

A
hond
B
koekoek
C
krak
D
pen

Slide 27 - Quiz

Wat betekent iconisch?
A
De vorm en betekenis van een woord hebben wel met elkaar te maken
B
De vorm en betekenis van een woord hebben niks met elkaar te maken

Slide 28 - Quiz

Welk woord is iconisch ( een onomatopee)?

A
hond
B
koekoek
C
krak
D
pen

Slide 29 - Quiz