Herhaling thema 6

Kleding
Thema 6 compleet
herhaling
1 / 34
next
Slide 1: Slide
NT2Middelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

This lesson contains 34 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Kleding
Thema 6 compleet
herhaling

Slide 1 - Slide

nette kleding
ophangen
de kleding
De paskamers

Slide 2 - Drag question

Welke maat T-shirt heb jij?

Slide 3 - Open question

Geef antwoord in hele zinnen.
Bijvoorbeeld
Welke kleren draag je graag?
Ik draag graag nette kleren.

Let op:
Wie/wat | werkwoord | rest

Slide 4 - Slide

Geef antwoord in hele zinnen.
  1. Welke kleren draag je naar een feest?
  2. Welke kleren draag je naar school?
  3. Welke maat schoenen heb je?

Let op:
Wie/wat | werkwoord | rest

Slide 5 - Slide

Geef antwoord in hele zinnen. Gebruik de of het.
Bijvoorbeeld
Wat is dit? 
Dit is het horloge.


Let op:
Wie/wat | werkwoord | rest

Slide 6 - Slide

Geef antwoord in hele zinnen.
1. Wat is dit?                                                3. Wat is dit? 


2. Wat is dit?                                                 4. Wat is dit?

Let op:
Wie/wat | werkwoord | rest

Slide 7 - Slide

Typ het juiste vraagwoord.
Kies uit: Hoeveel, Waar, Wanneer, Wat, Welk, Welke of wie.

Bijvoorbeeld:
..... tassen heb je? Ik heb vier tassen.
Hoeveel

Slide 8 - Slide

...... rokje koop je? Ik koop het blauwe rokje.

Slide 9 - Open question

...... heeft een net pak aan? Ali heeft een net pak aan.

Slide 10 - Open question

...... huis is van jou? Het kleine huis is van mij.

Slide 11 - Open question

...... trouwen jullie? Wij trouwen 20 december.

Slide 12 - Open question

...... laarzen vind je mooi? Ik vind de zwarte laarzen mooi.

Slide 13 - Open question

...... knoopje is weg? Het groene knoopje is weg.

Slide 14 - Open question

...... zijn de paskamers? Daar zijn de paskamers.

Slide 15 - Open question

...... draag jij graag? Ik draag graag nette kleren.

Slide 16 - Open question

De letters staan door elkaar. Welk woord zie je?

Bijvoorbeeld
jruk
jurk

Slide 17 - Slide

Wat is de goede vorm van willen?
Kies de juiste vorm.

Slide 18 - Slide

Wij _________ graag thema 6 herhalen.
A
wil
B
wilt
C
willen

Slide 19 - Quiz

________ jij ook nieuwe kleren?
A
wil
B
wilt
C
willen

Slide 20 - Quiz

Wat?? Jij _______ geen nieuwe schoenen?
A
wil
B
wilt
C
willen

Slide 21 - Quiz

Maar zij _____ wel een nieuwe broek.
A
wil
B
wilt
C
willen

Slide 22 - Quiz

De juf ______ graag een nieuwe jas.
A
wil
B
wilt
C
willen

Slide 23 - Quiz

Schrijf de zin in de goede volgorde
Voorbeeld:
zijn | op maandag | vrij |we

Op maandag zijn we vrij.
We zijn op maandag vrij .


Slide 24 - Slide

Schrijf de zin in de goede volgorde
  1. ga | om 12.00 uur | ik | naar de winkel .
  2. de openingstijden | zijn | wat | van de winkel ?
  3. draagt | laarzen | hij | en | een regenjas .
  4. de trui | passen | wil | jij ?
  5. een uur | vaak | bel | met mijn zus | ik .

Slide 25 - Slide

Hoe laat is het?
Voorbeeld:
15.40

Het is tien over half vier


Slide 26 - Slide

Slide 27 - Slide

Extra leestekst. TCA1 thema 6
Lees tekst 1 en beantwoord de vragen.

Klaar? Lees tekst 2 en beantwoord de vragen.

Slide 28 - Slide

Typ het getal in cijfers
Bijvoorbeeld:
tweeduizenddrie

2003

Slide 29 - Slide

duizend

Slide 30 - Open question

tachtigduizend

Slide 31 - Open question

één miljoen

Slide 32 - Open question

één miljard

Slide 33 - Open question

Ik vind deze lessonup:
😒🙁😐🙂😃

Slide 34 - Poll