3M 2.4 Zwanger worden

1 / 43
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

This lesson contains 43 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Startopdracht zelfstandig stil (Zs)
Beantwoord de volgende vragen in je schrift:
1. Wat is een ander woord voor eisprong?
2. Hoeveel dagen duurt een menstruatiecyclus?
3. Op welke dag is de eisprong bij  een normale cyclus?
4. Waar vindt de bevruchting plaats?   


  1. Loop rustig het lokaal binnen en praat zachtjes
  2. Ga zitten op je stoel
  3. Oortjes doe je uit
  4. Je jas hang je over je stoel
  5. Pak je boek, schrift + pen

timer
4:00

Slide 2 - Slide

Daarna nakijken klassikaal
Startopdracht zelfstandig stil (Zs)
Beantwoord de volgende vragen in je schrift:
1. Wat is een ander woord voor eisprong?
2. Hoeveel dagen duurt een menstruatiecyclus?
3. Op welke dag is de eisprong bij  een normale cyclus?
4. Waar vindt de bevruchting plaats?   


Antwoorden
1. Ovulatie
2. 28 dagen
3. Dag 14
4. In de eileider

Slide 3 - Slide

Daarna nakijken klassikaal
Thema 2 voortplanting & seksualiteit
  • 2.1 Geslachtsorganen
  • 2.2 Veranderingen in de puberteit 
  • 2.3 Vruchtbaar worden
  • 2.4 Zwanger worden
  • 2.5 geboorte 
  • 2.6 Seksualiteit
  • 2.7 Veilige seks
  • 2.8 Erfelijkheidsonderzoek

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Programma
  • Leerdoelen
  • Uitleg basisstof 4 --> zwanger worden
  • Video bevruchting en ontwikkeling embryo (7,5 minuten)
  • Opdrachten maken
  • Afsluiting --> leerdoelen checken

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Leerdoelen 
  • Je kunt beschrijven hoe bevruchting bij de mens verloopt.
  • Je kunt de verschillen tussen zaadcellen en eicellen noemen.
  • Je kunt de embryonale ontwikkeling beschrijven.
  • Je kunt beschrijven hoe eeneiige en twee-eiige tweelingen ontstaan.

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Zwanger worden
De eicel moet bevrucht worden door de zaadcel

Kern zaadcel moet samen smelten met kerneicel

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Zaadcel
Eicel
kan bewegen met zweepstaart
kan niet bewegen (beweegt door de trilharen in de eileider)
per zaadlozing: 100-400 miljoen
per maand 1 rijpe eicel
blijft 72 uur in leven
blijft 12-24 uur in leven
bevat geen reservevoedsel
erg grote cel, bevat veel reservevoedsel = nodig voor de reis naar de baarmoeder, na bevruchting (5-6 dagen)
Verschillen tussen zaadcel en eicel

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Vruchtbare moment
  • De eicel komt vrij in één van de eileiders (ovulatie) 
  • De zaadcellen komen achterin de vagina terecht
  • De zaadcellen zwemmen door de baarmoeder richting beide eileiders
  • Eén zaadcel kan de eicel bevruchten (in de eileider)

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Delingen zonder plasmagroei!

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

De bevruchting
Een kern van een zaadcel versmelt met de kern van een eicel, 
dit vindt plaats in de eileider.

Innestelling: na ongeveer 6 dagen zet het bolletje cellen zich vast in het dikke baarmoederslijmvlies. Dan is de vrouw zwanger.

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Voor de vergelijking: baarmoederslijmvlies bij GEEN zwangerschap

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Veranderingen NA bevruchting

  • Eicel wordt bevrucht en eicel deelt tot klompje cellen maar groeit NIET.
  • Innesteling in baarmoederslijmvlies na 5-6 dagen
  • Gele lichaam blijft bestaan en blijft hormonen produceren, waardoor baarmoederslijmvlies dik en klierrijk blijft.
  • Geen afstoting van het baarmoederslijmvlies.
  • Menstruatiecyclus vrouw stopt, geen nieuwe eisprong!

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Veranderingen NA innesteling

  • Na innesteling maakt embryo hormoon HCG.
  • HCG houdt gele lichaam in stand en zorgt ervoor dat er geen nieuwe follikels rijpen (dus geen nieuwe eisprong).
  • HCG is het hormoon wat aangetoond wordt met zwangerschapstest.

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Zwangerschap
0-8 weken: Embryo
Na 3 maanden: Foetus

Voeding: 
- Baarmoederslijmvlies (embryo)
- Placenta of moederkoek (foetus)
--> via de navelstreng

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

Slide 21 - Video

This item has no instructions

Placenta
Op de plaats waar embryo is ingenesteld groeit de placenta/moederkoek. In de placenta zitten haarvaten (hele dunne bloedvaten waar gaswisseling plaats kan vinden).

Vruchtwater en vruchtvliezen beschermen het ongeboren kind.

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

De placenta

  • Bestaat uit weefsel van de moeder én het embryo.
  • Weefsel van het embryo in de placenta maakt HCG.
  • Bloed van moeder en embryo komen niet met elkaar in contact met elkaar maar stromen langs elkaar.
  • Uitwisseling van stoffen tussen moeder en embryo.
  • Moeder geeft zuurstof en voedingsstoffen aan embryo en krijgt koolstofdioxide en afvalstoffen van het embryo.

Slide 23 - Slide

This item has no instructions

Navelstreng
3 bloedvaten:
  • 2 navelstrengslagaders
  • 1 navelstrengader

Voedingstoffen en zuurstof gaan vanuit het bloed van de moeder naar het bloed van het kind via de navelstrengader

Slide 24 - Slide

This item has no instructions

Navelstreng
Koolstofdioxide en andere afvalstoffen (komen vrij na een verbranding, dus in een baby vindt ook verbranding plaats!) 
gaan door de 2 navelstrengslagaders vanuit het bloed van het kind naar naar het bloed van de moeder.

Slide 25 - Slide

This item has no instructions

Blz. 105

Slide 26 - Slide

This item has no instructions

Vruchtvliezen 
Vruchtwater

Slide 27 - Slide

This item has no instructions

Functie van het vruchtwater

  • Beschermt het embryo tegen uitdrogen.
  • Beschermt het embryo tegen stoten.
  • Zorgt voor een constante temperatuur in de baarmoeder.
  • Het embryo kan zich gemakkelijke bewegen in het vruchtwater.

Slide 28 - Slide

This item has no instructions

Tweelingen
Twee-eiige tweelingen:
  • Worden twee eicellen bevrucht
  • Beide klompjes cellen nestellen 
     zich in het baarmoederslijmvlies

Eeneiige tweelingen:
  • Ontstaat uit één bevruchte eicel
  • Losse klompjes cellen nestellen 
     zich in het baarmoederslijmvlies

Slide 29 - Slide

This item has no instructions

Twee-eiige tweeling:
2 lossen eicellen worden ieder bevrucht door een eigen zaadcel.
(2 eicellen + 2 zaadcellen!)

Eeneiige tweeling:
1 eicel wordt bevrucht door 1 zaadcel maar het klompje cellen splitst zich in twee losse klompjes cellen in de eileider.
(1 eicel + 1 zaadcel!)

Slide 30 - Slide

This item has no instructions

Placenta of placenta's?
Bij een 2-eiige tweeling; altijd twee placenta's.

Een 1-eiige tweeling kan 1 of of 2 placenta's hebben. Is de splitsing vóór innesteling dan 2 placenta's. Is de splitsing ná innesteling 1 placenta.

Slide 31 - Slide

This item has no instructions

Tweeling

Slide 32 - Slide

This item has no instructions

Huiswerk

Lezen 2.4  
Maken opdracht 1 t/m 4 en 7 en 8 





Slide 33 - Slide

Klaar: puzzel laten maken
Waar bevinden zich tijdens de zwangerschap bloedvaten van zowel de moeder als het ongeboren kind?

A
Alleen in de placenta
B
Alleen in de navelstreng
C
Zowel in de placenta als in de navelstreng
D
Alleen in de wand van de baarmoeder

Slide 34 - Quiz

This item has no instructions

Waar vindt de
bevruchting plaats?
A
Baarmoeder
B
Vagina
C
Eileider
D
Eierstok

Slide 35 - Quiz

This item has no instructions


In welk van de aangegeven delen vinden de eerste delingen van een eicel plaats, direct na de bevruchting?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 36 - Quiz

This item has no instructions

Ovulatie
Bevruchting
Celdeling
Innesteling

Slide 37 - Drag question

This item has no instructions

Innestelling
Ovulatie
Menstruatie

Slide 38 - Drag question

This item has no instructions

Wat is een embryo?
A
een ander woord voor 'moederkoek'
B
een ander woord voor 'placenta'
C
het ongeboren kindje in de eerste 8 weken
D
het ongeboren kindje in de laatste 8 weken

Slide 39 - Quiz

This item has no instructions

Twee-eiige tweeling
Eeneiige tweeling
Hetzelfde DNA
tweeling kan een jongetje en een meisje zijn
1 keer bevruchting
2 keer bevruchting
Verschillend DNA

Slide 40 - Drag question

This item has no instructions

Prenataal onderzoek
  • 8-12 weken: Echo: Bepalen hoe lang de vrouw zwanger is
  • Vanaf 10 weken: NIPT-test (niet invasieve prenatale test) -->  bloedonderzoek (DNA kind) op DNA afwijkingen.
  • 13 weken --> echo voor onderzoek naar afwijkingen aan hart, hersenen, organen en ledematen
  • 20 weken --> echo (check) en geslacht kan worden bepaald

Slide 41 - Slide

This item has no instructions

Slide 42 - Slide

This item has no instructions

Zwangerschap heeft 2 fasen
1. De eerste 12 weken
In deze fase ontstaan alle organen van het kind. Dit heet ontwikkeling.
Het ongeboren kind heet de eerste 8 weken embryo
Hormoon HCG --> gele lichaam in stand en voorkomt rijping nieuwe follikels (eicellen)

2. Van week 12 tot geboorte
In deze fase vindt alleen groei plaats, je noemt het ongeboren kind dan een foetus

Slide 43 - Slide

This item has no instructions