introductieles economie + arbeidsproductiviteit vliegtuigjes

Economie - Grotius College
1 / 34
next
Slide 1: Slide
EconomieBasisschoolGroep 8

This lesson contains 34 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Economie - Grotius College

Slide 1 - Slide

Waar denk je aan bij economie?

Slide 2 - Mind map

Wat is economie?
De economie bestudeert de behoeften van de mens, dat wil zeggen wat willen mensen en wat hebben ze nodig?.

Slide 3 - Slide

Wat is economie?

Mensen voorzien in hun behoeften door goederen en diensten te kopen. 

Slide 4 - Slide

Wat is economie?

Het kopen van goederen en diensten voor eigen gebruik wordt consumeren genoemd. En om te kunnen consumeren zijn er bedrijven die goederen en diensten maken en leveren, dat noem je  produceren

Slide 5 - Slide

Goederen en diensten

Goederen kun je vasthouden.

Diensten kun je niet vasthouden.

Slide 6 - Slide

PRODUCEREN, CONSUMEREN, GOEDEREN & DIENSTEN

Slide 7 - Slide

Produceren
  • Produceren = het maken van goederen en het leveren van diensten





Noem nog eens iets wat je kunt produceren?

Slide 8 - Slide

Gaat het hier om een goed of een dienst?
GOEDEREN
DIENSTEN
Inschrijving sportschool
Sportschoenen
Trainingspak
Sporttas
Huur squashracket
Huur kluisje

Slide 9 - Drag question

Zo goed en zo goedkoop mogelijk produceren

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Video

Maak in 2 minuten een zo goed mogelijk vliegtuigje
timer
2:00

Slide 12 - Slide

Opdracht
Schrijf op het vliegtuigjes jou naam. 

Slide 13 - Slide

TESTVLUCHTEN
We gaan met de hele klas op 4 meter van de bakken staan.
Wanneer iedereen klaar staat is het de bedoeling dat je jouw vliegtuigje in de papierbak gooit.

Slide 14 - Slide

Bespreking
Bespreek met de persoon naast je wat de tactiek was bij het vouwen van de vliegtuigjes. 

Bedenk samen hoe je de productie en/of de kwaliteit kan verhogen.

Slide 15 - Slide

Maak binnen 2 minuten een nieuw vliegtuigje
timer
2:00

Slide 16 - Slide

Opdracht
Schrijf op IEDER vliegtuigje jullie nummer en zorg dat je ze allemaal mee kunt nemen. 

Slide 17 - Slide

TESTVLUCHTEN

Slide 18 - Slide

Vragen
Wat vond je belangrijk? Zo veel mogelijk vliegtuigjes of zo goed mogelijke vliegtuigjes. Koos je voor kwaliteit of hoeveelheid?
Welke tactiek had het meeste effect?

Slide 19 - Slide

Arbeidsproductiviteit
De arbeidsproductiviteit is de hoeveelheid producten die een werknemer kan maken in een bepaalde tijd met een bepaalde kwaliteit

Slide 20 - Slide

Economie: 

Vraag aan jullie: hoe kun je de arbeidsproductiviteit verhogen?

Slide 21 - Slide

Hoe kun je de arbeidsproductiviteit vergroten?

Slide 22 - Open question

Arbeidsproductiviteit
De arbeidsproductiviteit kan toenemen door:

  • Technologische ontwikkelingen
  • Arbeidsverdeling (specialisatie)
  • Scholing
  • Prestatiebeloning

Slide 23 - Slide

Welk van onderstaande manieren verhoogt de arbeidsproductiviteit?
A
Arbeidsverdeling
B
Langer werken
C
Mensen ontslaan
D
Door scholing

Slide 24 - Quiz

De winkels zijn in december elke avond open. Wordt hierdoor de arbeidsproductiviteit groter?
A
ja
B
nee

Slide 25 - Quiz

Als de arbeidsproductiviteit toeneemt, kunnen de productiekosten ...
A
dalen.
B
stijgen.
C
gelijk blijven.
D
verdwijnen.

Slide 26 - Quiz

Joost repareert een vensterbank voor Meike. Is hier sprake van goederen en/of diensten?
A
Vensterbank = dienst, repareren = goed
B
Vensterbank = goed, repareren = dienst
C
Vensterbank = dienst repareren = dienst
D
Vensterbank = goed, repareren = goed

Slide 27 - Quiz

Wat is juist?
A
Het gaat niet goed met de Nederlandse economie
B
Het gaat eindelijk iets beter met de Nederlandse economie
C
Het gaat al 20 jaar erg slecht met de Nederlandse economie
D
Het gaat best goed met de Nederlandse economie

Slide 28 - Quiz

In welk land kun je niet met de euro betalen?
A
Spanje
B
België
C
Griekenland
D
Noorwegen

Slide 29 - Quiz

Wie is onze minister van financiën?
A
Rob Jetten
B
Sinterklaas
C
Eelco Heinen
D
Geert Wilders

Slide 30 - Quiz

Pieter de Graaf heeft op 1 januari 2010 € 100.000 op zijn spaarrekening.
Hij krijgt per jaar 1,5 % rente. Hoeveel euro is dat in een jaar?

A
€ 15
B
€150
C
€1.500
D
€15.000

Slide 31 - Quiz

Als je bitcoins koopt


A
maak je altijd winst als je ze weer verkoopt
B
maak je soms veel winst en soms wat minder
C
kun je winst maken maar ook verlies lijden
D
maak je altijd verlies als je ze weer verkoopt

Slide 32 - Quiz

Als je kleding koopt in de winkel

A
gaat er een klein deel van de prijs naar de belasting (9%)
B
gaat er een wat groter deel van de prijs naar de belasting (21%)
C
gaat er niets naar de belasting
D

Slide 33 - Quiz

Als je fruit koopt in de winkel

A
gaat er een klein deel van de prijs naar de belasting (9%)
B
gaat er een wat groter deel van de prijs naar de belasting (21%)
C
gaat er niets naar de belasting
D

Slide 34 - Quiz