Je weet wanneer een verhaal realistisch is of niet
Je weet hoe de eindopdracht van fictie eruit ziet.
1 / 11
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1
This lesson contains 11 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
Programma en doelen van de les:
Fictie:
Terugblik op verhaal vorige les
Je weet het verschil tussen fictie en non-fictie
Je weet hoofdpersonen en bijfiguren aan te wijzen
Je weet wanneer een verhaal realistisch is of niet
Je weet hoe de eindopdracht van fictie eruit ziet.
Slide 1 - Slide
FICTIE
Slide 2 - Slide
www.bol.com
Slide 3 - Link
Eindopdracht fictie
In week 44 inleveren in de les
Keuze uit een presentatie (in Powerpoint of Google) of lapbook (op papier). Mondeling doen we niet.
Heb je een ander idee, overleg dit dan eerst met je docent.
Wat er in je eindopdracht moet komen te staan, staat in de link in de volgende dia.
Slide 4 - Slide
drive.google.com
Slide 5 - Link
Wat weet jij over fictie en non-fictie?
Slide 6 - Mind map
fictie en non-fictie
Bekijk de theorie op blz. 21 in de methode.
Maak nu opdracht 8a t/m 8d op dezelfde bladzijde.
Slide 7 - Slide
Hoofdpersonen en bijfiguren
Lees de theorie over hoofdpersonen en bijfiguren op blz. 22 in de methode.
Maak nu opdracht 9b.
Wie is een hoofdpersoon in jouw leesboek? Leg dit uit met de theorie die je net hebt geleerd.
Wie is een bijfiguur in jouw leesboek? Leg dit opnieuw uit met de theorie.
Maak nu opdracht 9d
Slide 8 - Slide
Wanneer is een verhaal realistisch?
Slide 9 - Open question
Realistisch of niet-realistisch?
Lees de theorie op blz. 23 in de methode.
Is het verhaal in jouw leesboek realistisch of niet? Leg duidelijk uit waarom wel of niet. Lees hiervoor nog een keer de aanwijzingen in de theorie over wat een verhaal realistisch maakt.
Maakt nu opdracht 10a en 10b.
Slide 10 - Slide
Lezen in je leesboek
Maak meters in je boek (lees ook thuis!)
Kijk hoeveel weken/dagen je nog hebt tot de eindopdracht ingeleverd moet worden. Maak een verdeling in je agenda van hoeveel pagina's je dan per week moet lezen.
Bekijk nog een keer de eindopdracht en bedenk of je hier vragen over hebt.