Vakdidactiek 2, week 6, van product naar procesgericht

• Nederlands
• HBO

Wat valt je op aan het referentiekader mbt 'schrijven'

Top 4: 1) Correspondentie, 3) Verslagen, werkstukken, samenvattingen, artikelen, 2) Formulieren, berichten, advertenties, aantekeningen, 4) Vrij schrijven

Wat verder opvalt:

Grote sprong in toename complexiteit tussen 2F en 3F. Moeilijkheidsgraad neemt toe; evenals afstand tussen zender en ontvanger (formaliteit).

Vrij schrijven staat alleen genoemd bij 1F, terwijl dit voor alle niveaus relevant is. Er lijkt zo geen ontwikkeling mogelijk, maar dat is niet geheel terecht. Ook lijkt het zo minder belangrijk, terwijl het heel belangrijk kan zijn voor de schrijfontwikkeling, ook van de andere schrijftaken en niet te vergeten voor ontwikkeling van schrijfplezier.

Hoe herken je hier de deelvaardigheden van Bonset in:

- Orienteren op het schrijven (LTM: kennis over de schrijfopdracht ophalen)

- Inhoud voorbereiden (LTM: kennis over de inhoud/publiek ophalen + Task Environment: kennis over de opdracht zelf vaststellen/al geproduceerde tekst bekijken + Planning: organiseren van onderdelen van de tekst, doelen stellen, etc)

- Informatie verstrekken (translating (=schrijven zelf): vertalen van ideeën, structuren naar woorden

- Reflecteren op de tekst (reviewing)

- Reflecteren op het schrijven (monitoring)

https:

Welke schrijfopdracht krijgt 2 punten?

1. Schrijfopdracht A (Talent)
2. Schrijfopdracht C (PLOT 26)
3. Schrijfopdracht B (Op nieuw niveau)

Welke schrijfopdracht krijgt 1 punt?

1. Schrijfopdracht A (Talent)
2. Schrijfopdracht C (PLOT 26)
3. Schrijfopdracht B (Op nieuw niveau)

Welke schrijfopdracht krijgt 0 punten?

1. Schrijfopdracht A (Talent)
2. Schrijfopdracht C (PLOT 26)
3. Schrijfopdracht B (Op nieuw niveau)