Werkplaats Dagritme Een kind in de dagstructuur begeleiden les 1

• Pedagogisch werk
• MBO
• Studiejaar 1

Introductie werkplaats beroepsgericht dagritme

Planning les 1. Dagritme  (periode 3 en 4)

1. Kennismaking
2. Eerste verkenning onderwerp: Dagritme/dagstructuur
3. Twee begrippen die centraal staan: Rituelen en dagstructuur
4. Theorie basisboek Hfst 6. ...  lezen en 2 opdrachten maken
5.  * Starten met  de BPV opdracht: B1.01 

Kennismaken

Wie ben ik?

Wie ben jij?
Waar loop je stage?

Kennismaken

Leerdoelen aan het einde  van de les:

•  kun je uitleggen wat een dagstructuur is.
  
•  kun je een aantal verschillen benoemen in de dagstructuur binnen het werkveld.
• kun je vertellen wat een ritueel is en hier voorbeelden bij geven.
  

Wat weet je al over het dagritme in onderwijs en kinderopvang?

Wat is een Dagritme?

Een dagritme is de structuur van activiteiten gedurende de dag, zoals eten, spelen, leren en rusten, die structuur en voorspelbaarheid biedt.

zoz

Wat is het verschil tussen het dagritme in de kinderopvang en het onderwijs?

Dagritme

In het onderwijs biedt een dagritme structuur en routine, met lessen, pauzes, lunchtijd en buitenspel, om een evenwichtige dag te garanderen.

In de kinderopvang omvat het dagritme activiteiten zoals vrij spelen, groepsactiviteiten, dutjes, tussendoortjes en buiten spelen om de behoeften van kinderen te ondersteunen.

Rituelen in Dagritmes

Rituelen zoals kringgesprekken, liedjes zingen voor het eten, en voorleestijd helpen bij het creëren van een gevoel van veiligheid en structuur voor kinderen.

Je beroepshouding bepaalt je professioneel handelen.

Met een juiste beroepshouding toon je je betrokkenheid en voer je je beroep zo deskundig mogelijk uit. 

Niet alleen belangrijk wat je doet, maar hoe je het doet!

Hoe stel je je betrokken op richting de ander? 

zoz.

Lesopdracht les 2.

Dagritmes in onderwijs en kinderopvang bieden structuur en voorspelbaarheid, terwijl rituelen helpen bij het creëren van een veilige en geborgen omgeving.

Lezen en maken:

Basisboek: Lees Hfst 6. Interactievaardigheden,  Structureren en leidinggeven  Blz. 130 t/m 132 

Maak opdracht 6.10 en opdracht 6.11

Een veilig pedagogisch klimaat creëren 

• Jonge kinderen hebben een vertrouwensfiguur nodig. Iemand die ze begrijpt en kan sturen.
• 
  
• Geef een kind complimenten als het iets goed doet en benoem wat je precies goed vindt.
  
• Een kind krijgt meer vertrouwen in je als je bijvoorbeeld helpt als hij hulp nodig heeft.
• 
  
• Een kind kan ook meer vertrouwen in je krijgen als je het regelmatig onverdeelde aandacht geeft.
  
• Voorspelbaarheid is belangrijk. Vertrouwde gebeurtenissen en ritme (dagstructuur/rituelen).
  
• Duidelijkheid en regels.
  
• Herkenbaar gedrag van de volwassene.
  

Onverdeelde aandacht: aandacht dat gericht is op 1 kind of activiteit. 

Kinderbrein

• Het kinderbrein ontwikkelt zich enorm snel (foetus 20.000 hersencellen per seconde, volwassenen een paar honderd hersencellen per dag)
• Hersenen zijn bij de geboorte nog niet af 
• Eerste twee levensjaren vergroten de hersenen 4 keer
• Op zes jarige leeftijd bijna net zo groot als volwassenen

• Goede basis leggen -> verbindingen creëren

• Vroeger -> 'Tabula Rasa'
• Genenpakket 
• Interactie tussen omgeving en kind
• Ervaringen 
• Voeding
  

Goed voorbeeld geven

omgangsregels aanleren 

Planning les 2. Dagritme (periode 3-4)

- Inspiratieopdracht

- Jouw eigen dagritme

- Voorbeelden van rituelen en dagritmes

- Theorie basisboek Hfst 6. Structureren en leidinggeven

- BPV opdracht B1.01

Lesopdracht les 2 (in drietallen)

1. Ontwerp een dagritme voor een kinderopvanggroep of klas (30 min).

2. Presentatie van de schema’s (15 min). Noem 3 tops en 1 tip per groep.

3. Nabespreking en vergelijking met praktijkvoorbeelden (10 min).

Lesopdracht les 2 EXTRA

1. Je gaat onderzoeken welke verschillende soorten rituelen je tegen kunt komen binnen de kinderopvang en onderwijs. dit mag aan de hand van een collage, PowerPoint, Canva. (15min)

1.  Vervolgens ga je dit met een andere groepje uitwisselen (5min)

1. Hierna gaan we kijken wat klassikaal de opbrengst is.

Hoe kom ik tot een dagritme (1)

• Identificeer vaste momenten: Begin met de belangrijkste "ankerpunten" in de dag, zoals de tijd van opstaan, eten, slapen en rustmomenten.
  
• Creëer routines: Zorg voor terugkerende gewoontes, bijvoorbeeld door 's ochtends te starten met een knuffel en een korte uitleg, of 's avonds met een vaste bedtijdroutine zoals tandenpoetsen en een boekje lezen.
  
• Bouw het ritme op: Begin klein met de basisactiviteiten en voeg daar geleidelijk andere activiteiten aan toe, zoals spelen, creatieve activiteiten en samen activiteiten ondernemen.
  
• Maak het visueel: Gebruik dagritmekaarten met plaatjes of een visueel schema om de dagindeling te tonen. Dit kan helpen de dagelijkse structuur overzichtelijk te maken.
  

 

Planning les 3. Dagritme  (periode 3 en 4)

1. Inspiratie opdracht
2.  Lesopdracht: Praktijkopdracht in het lokaal
3. Terugkoppeling

Lesopdracht les 3:Toepassen van dagritme in de praktijk

Doel: Het toepassen van het dagritme in oefen-situaties.

Activiteiten:

Casus: een dag met jonge kinderen → welke momenten horen erin? (10 min).

Rollenspel: studenten begeleiden een ‘groep kinderen’ door een dagdeel (30 min).

Nabespreking: wat ging goed/moeilijk? (15 min).

Reflectie in groepjes (10 min).

Planning les 4. Dagritme  (periode 3 en 4)

1. Inspiratie opdracht
2.  Lesopdracht: Praktijkopdracht pauzes en maaltijden
3. Terugkoppeling

Lesopdracht les 4: Pauzes en maaltijden begeleiden

Doel: Je kunt kinderen tijdens pauzes en eetmomenten begeleiden.

Activiteiten:

Bespreking van regels rond pauzes & maaltijden (10 min).

Oefening: groepjes bedenken hoe ze gezonde gewoonten stimuleren bij maaltijden (20 min).

Rollenspel: begeleiden van een eetmoment (20 min).

Feedback en reflectie (15 min).

Reflectie in groepjes (10 min).

Planning les 5. Dagritme  (periode 3 en 4)

1. Inspiratie opdracht
2.  Lesopdracht: Praktijkopdracht pauzes en maaltijden
3. Terugkoppeling

Planning les 6. Dagritme  (periode 3 en 4)

1. Inspiratie opdracht
2.  Lesopdracht: Praktijkopdracht pauzes en maaltijden
3. Terugkoppeling

Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.

Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.

De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.

Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.