Tekstdoelen en tekstsoorten

Welkom: denk aan de afspraken!
1. Jas op de kapstok
2. Petten af
3. Telefoon in de telefoontas
4. Kauwgom uit
5. Pak je spullen alvast
6. Tas van tafel
1 / 14
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 14 slides, with interactive quiz and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Welkom: denk aan de afspraken!
1. Jas op de kapstok
2. Petten af
3. Telefoon in de telefoontas
4. Kauwgom uit
5. Pak je spullen alvast
6. Tas van tafel

Slide 1 - Slide

Wat gaan we vandaag doen?
  1. Gedicht + krant lezen (15 minuten)
  2. Plenda (5 minuten)
  3. Uitleg praktische opdracht (10 minuten)
  4. Zelf aan de slag (rest van de les)
timer
10:00

Slide 2 - Slide

Krant lezen
  • Je krijgt een bladzijde uit de krant en daarvan lees je één artikel (met krantenkop, dus geen weerbericht, strip of reclame).
  • Je krijgt vijf minuten de tijd om het artikel te lezen, daarna vertellen drie leerlingen wat ze hebben gelezen.
  • Kom je moeilijke woorden tegen? Schrijf ze op, dan bespreken we die ook na het lezen. 

Slide 3 - Slide

1N - Wie vertelt over het artikel?

Slide 4 - Slide

Opfrissing Tekstdoelen en tekstsoorten
Aan het einde van deze les
- Weet je welk tekstdoel een tekst kan hebben:
amuseren-activeren-overtuigen-informeren-instructies geven
              - Ken je het verschil tussen tekstdoel en tekstsoort
                     - Ben je in staat zelf het tekstdoel en de tekstsoort van enkele artikels te bepalen


Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Wat is het doel van dit bord?
A
Overhalen/activeren
B
amuseren
C
informeren
D
instrueren

Slide 7 - Quiz

Tekstdoelen?

  • Wat wil de schrijver bereiken?


Tekstsoorten?
  • Met wat voor soort tekst wil hij dit bereiken?

Slide 8 - Slide

Amuseren
- De schrijver wil de lezer vermaken met zijn tekst.
Hij doet dit met amuserende teksten

Slide 9 - Slide

Informeren
- De schrijver wil dat je iets te weten komt.
Er zijn verschillende informatieve tekstsoorten om de lezer te informeren:

Slide 10 - Slide

Instrueren/instructies geven
  • De schrijver zegt hoe je iets moet doen
  • Hij gebruik hiervoor instructieve tekstsoorten



Slide 11 - Slide

Activeren
  • De schrijver wil dat je iets wel of niet gaat doen
  • Hij gebruikt hiervoor activerende teksten

Slide 12 - Slide

Overtuigen
  • De schrijver wil de lezer overtuigen van zijn mening.
  • Hij gebruikt hiervoor 
overtuigende teksten.

Slide 13 - Slide

Zelf aan de slag, succes!
Maak: 1 t/m 6 op pagina 25 t/m 30 van je boek. Deze opdrachten maak je in je boek en schrift!
Tijd: tot het einde van de les. We beginnen samen met opdracht 1.
Hulp: steek je vinger op en dan kom ik je helpen.

Slide 14 - Slide