Les 6: lidwoorden, bijvoeglijk naamwoorden + kleding

Bonjour tout le monde !
1 / 24
next
Slide 1: Slide
FransBasisschoolGroep 8

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Bonjour tout le monde !

Slide 1 - Slide

Mercredi 05 avril
Les objectifs pour aujourd'hui :
- Jij kunt de lidwoorden in het Frans;
- Jij kunt het bijvoeglijk naamwoord aanpassen;
- Jij kunt beschrijven wat voor kleren jij draagt;
- Jij kunt beschrijven wat voor kleren iemand draagt.

Slide 2 - Slide

Tout le monde parle !

Slide 3 - Slide

Voorkennis activeren
- de mannelijke en vrouwelijke vormen van de lidwoorden;
- de mannelijke en vrouwelijke vormen van de bijvoeglijk naamwoorden.

Slide 4 - Slide

de lidwoorden (in het Frans)

Slide 5 - Mind map

(het/ de) fille
A
le
B
la
C
l'
D
les

Slide 6 - Quiz

(een) fille
A
un
B
une
C
le
D
la

Slide 7 - Quiz

de lidwoorden
"de" of "het" = le (m), la (v) of l'(m of  v)
"een" = un (m) of une (v)

Slide 8 - Slide

de lidwoorden
Le (de/ het) garçon = un (een) garçon (mannelijk)
La  (de/ het) fille = une (een) fille (vrouwelijk)

Slide 9 - Slide

De mannelijke en vrouwelijke vormen van de bijvoeglijk naamwoorden
Le petit garçon
Les petits garçons
La petite fille
Les petites filles

Slide 10 - Slide

welke letter zal jij achter een vrouwelijk bijvoeglijk naamwoord toevoegen?

Slide 11 - Mind map

welke letter zal jij achter een mannelijk meervoud bijvoeglijk naamwoord toevoegen?

Slide 12 - Mind map

welke letters zal jij achter een vrouwelijk meervoud bijvoeglijk naamwoord toevoegen?

Slide 13 - Mind map

Slide 14 - Slide

Het bijvoeglijk naamwoord
Constantijn est grand.
Anne est grande.

Constantijn et Lucas sont grands.
Anne et Aoife sont grandes.

Slide 15 - Slide

Le garçon est grand. La fille est...
A
grand
B
grande
C
grands
D
grandes

Slide 16 - Quiz

Un garçon est petit. Une fille est...
A
petit
B
petits
C
petite
D
petites

Slide 17 - Quiz

Un pantalon est vert. Une jupe est :
A
vert
B
verts
C
vertes
D
verte

Slide 18 - Quiz

Les vêtements


Elle porte une robe... rouge ? jaune ? violette ? verte ? 

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

Et toi, qu'est-ce que tu portes ?

Slide 22 - Slide

Jeu !
Il / elle porte...?

Slide 23 - Slide

Wat heb je vandaag geleerd?

Slide 24 - Mind map