What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
voornaamw oefening en uitleg A Pan h2
Terugblik
voegwoord
voorzetsel
bijwoord
1 / 44
next
Slide 1:
Slide
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 1
This lesson contains
44 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Lesson duration is:
60 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Terugblik
voegwoord
voorzetsel
bijwoord
Slide 1 - Slide
Wat is een kenmerk van een voorzetsel?
Slide 2 - Open question
Wat is een kenmerk van een voegwoord?
Slide 3 - Open question
Wat is een kenmerk van een bijwoord?
Slide 4 - Open question
grammatica woordsoorten
voornaamwoorden
Slide 5 - Slide
voornaamwoorden
ezelsbruggetje
Vervangt
of
verwijst
naar
iets
of
iemand
(mensen = iemand)
(dieren, planten, dingen, zaken)
Slide 6 - Slide
Persoonlijk voornaamwoord
Een
persoonlijk voornaamwoord
(pers. vnw.) vervangt een persoon (
iemand
), dier of ding (
iets
) aan.
VB.
Zij
verloren de wedstrijd. Pas op,
hij
bijt!
Ik
heb
het
op tafel gelegd.
Slide 7 - Slide
Bezittelijk voornaamwoord
Een
bezittelijk voornaamwoord
(bez. vnw.) geeft aan
van wie
iets is, een
bezit
. Het staat altijd
vóór het zelfstandig naamwoord waar het bij hoort.
VB:
jullie
tuin,
ons
feest,
jouw
beste vriend
Maar: de tuin is van
jullie
> in dit geval is '
jullie
' een
pers. vnw.
Slide 8 - Slide
Slide 9 - Slide
VOORNAAMWOORDEN
Persoonlijk voornaamwoord
: ‘Ben ik nou zo dom, of zijn
jullie
zo slim?’
Bezittelijk voornaamwoord:
Is dit
jullie
hond?
Bezittelijk voornaamwoord
: ‘
Onze
hond kan allerlei kunstjes.’
Persoonlijk voornaamwoord:
Is deze hond echt van
ons?
Hoe weet je nou persoonlijk/bezittelijk?
Slide 10 - Slide
CONTROLE PERSOONLIJK OF BEZITTELIJK?
Persoonlijk voornaamwoord
: ‘Ben ik nou zo dom, of zijn
jullie/
MIJN
zo slim?’
Bezittelijk voornaamwoord:
Is dit
jullie/MIJN
hond?
Bezittelijk voornaamwoord
: ‘
Onze/MIJN
hond kan allerlei kunstjes.’
Persoonlijk voornaamwoord:
Is deze hond echt van
ons/MIJN?
Slide 11 - Slide
Soorten voornaamwoorden
Persoonlijk voornaamwoord
: ‘Ben ik nou zo slim, of zijn
jullie
zo dom?’
Bezittelijk voornaamwoord
: ‘
Onze
hond kan allerlei kunstjes.’
Wederkerend voornaamwoord
: ‘Ik heb
me
niet
gerealiseerd
dat het al zo laat was.’
Aanwijzend voornaamwoord:
‘Ik wil
die
fiets met
dat
mandje.’
Slide 12 - Slide
Verschillende soorten voornaamwoorden
Betrekkelijk voornaamwoord:
‘Freya,
die
in groep 5 zit, leest al Harry Potter-boeken.’
Vragend voornaamwoord:
‘
Welke
boeken zullen we meenemen?’
Onbepaald voornaamwoord:
‘
Iedereen
kreeg een cadeautje.’
Wederkerig voornaamwoord:
‘We hebben
elkaar
net gemist.’
Slide 13 - Slide
Is 'mij' persoonlijk of bezittelijk:
Dat boek is van mij.
A
persoonlijk voornaamwoord
B
bezittelijk voornaamwoord
Slide 14 - Quiz
Komen jullie ook naar de kampioenswedstrijd kijken?
'jullie' is een
A
bezittelijk vnw.
B
persoonlijk vnw.
Slide 15 - Quiz
Deze glutenvrije spaghetti is speciaal voor mij gemaakt.
'mij' is een
A
bezittelijk vnw.
B
persoonlijk vnw.
Slide 16 - Quiz
Wat is de juiste spelling?
A
Dat is toch jouw schrift?
B
Dat is toch jou schrift?
Slide 17 - Quiz
Zie vorige dia, wat is het verschil tussen jou en jouw?
Slide 18 - Open question
Het is fijn dat ik 'm nog even gesproken heb voor z'n vertrek naar Amerika.
Het =
A
persoonlijk voornaamwoord
B
bezittelijk voornaamwoord
Slide 19 - Quiz
Een bezittelijk voornaamwoord ...
A
zegt iets over een werkwoord
B
geeft aan wie iets doet
C
geeft aan hoe iemand zich voelt
D
geeft aan van wie iets is
Slide 20 - Quiz
Zou u ons werkstuk deze week nog voor ons kunnen nakijken, meneer?
ons =
A
persoonlijk voornaamwoord
B
bezittelijk voornaamwoord
Slide 21 - Quiz
Zie vorige dia, wat is het verschil tussen ons huiswerk en voor ons?
Slide 22 - Open question
Een persoonlijk voornaamwoord kan nooit onderwerp van de zin zijn.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 23 - Quiz
Het
bezittelijk
voornaamwoord staat achter
achter
het
zelfstandig naamwoord
waar het bij hoort.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 24 - Quiz
Het woord
jullie
kan zowel
persoonlijk
voornaamwoord als
bezittelijk
voornaamwoord zijn.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 25 - Quiz
Noteer de woordsoort. Kies uit:
pers.vnw
of
bez.vnw.
Wil (a)
jij
(b)
je
haar laten knippen door (c)
je
zus of door (d)
mijn
moeder?
Slide 26 - Open question
Aanwijzend voornaamwoord
Wijst iets aan (letterlijk!):
deze, die, dit, dat, zo'n, zulke, dergelijke, dezelfde. (8)
Deze
dag gaat heel leuk worden.
Die
leerling heeft goed gescoord!
Staat meestal voor een
znw
, maar je kan het
znw
er ook achter denken:
Deze
hond luistert beter dan
die
(hond).
Slide 27 - Slide
Aanwijzend voornaamwoord
Deze en die
verwijzen naar
de
-woord of
meervoud
Deze
mensen zijn gelukkig -
Deze
jongen is
gelukkig
.
Dit en dat
verwijzen naar
het
-woord, of iets onbepaalds
Het
meisje
dat
daar staat is erg sterk.
Deze en dit
gebruik je bij dingen die
dichtbij
zijn.
Die en dat
gebruik je bij dingen die
veraf
zijn.
Slide 28 - Slide
Benoem het aanwijzende voornaamwoord.
Ik heb dit onderdeel altijd al makkelijk gevonden.
Slide 29 - Open question
Betrekkelijk voornaamwoord
Heeft betrekking op
het
woord
dat
/een woordgroep of zin
/in
de
zin
die
er voor staat. (=
antecedent
).
De stoel
die
vooraan staat [...] (
De stoel
=
antecedent = een woord)
Ik krijg vandaag een cadeautje,
wat
ik erg fijn vind.
(Ik krijg vandaag een cadeautje =
a
ntecedent = een woordgroep/zin
)
Wat vind ik fijn?
Dat ik vandaag een cadeautje krijg.
Slide 30 - Slide
Betrekkelijk voornaamwoord
Soms staat het antecedent niet in de zin, maar zit het ingesloten in het woord zelf:
Wat
je zegt , ben je zelf.
Slide 31 - Slide
W
ederkerend voornaamwoord
het
onderwerp
komt terug, keert weer
Bij het leren voor deze toets verveel
ik
me
mateloos
.
Casper
herkende
zichzelf
in het krantenartikel over het 100-jarig bestaan van het Jan van Egmond Lyceum.
Slide 32 - Slide
W
ederkerig voornaamwoord
Een wederkerig voornaamwoord wordt gebruikt als
twee personen
een
wederzijdse handeling
verrichten.
Elkaar, mekaar, elkander, mekander
Voorbeeldzinnen:
Loes en Ahmed groeten
elkaar
.
Wij hebben
mekaar
gister nog gezien.
Slide 33 - Slide
W
ederkerig voornaamwoord
Soms wordt het wederkerig voornaamwoord 'elkaar' anders geschreven: elkander.
Voorbeeldzin: Zij zijn aan
elkander
gewaagd.
Soms wordt het wederkerig voornaamwoord 'elkaar' anders geschreven: mekaar.
Voorbeeldzin: We moeten met
mekaar
samenwerken.
Slide 34 - Slide
Even testen of je het nog weet.
Wij vragen ons steeds af wanneer de les voorbij is.
Wat is 'ons' in deze zin?
A
wederkerend voornaamwoord
B
wederkerig voornaamwoord
Slide 35 - Quiz
Hoeveel voornaamwoorden zitten er in de volgende zin:
Jullie moeten hem deze vraag stellen.
A
1
B
2
C
3
D
4
Slide 36 - Quiz
Benoem het aanwijzende voornaamwoord.
Aanwijzend voornaamwoord vind ik zo'n gemakkelijke woordsoort.
Slide 37 - Open question
Benoem het aanwijzende voornaamwoord.
Deze vraag vind ik helemaal niet moeilijk.
Slide 38 - Open question
Wat is de juiste spelling?
A
Dat potlood is toch van uw?
B
Dat potlood is toch van u?
Slide 39 - Quiz
Jullie paspoorten zijn niet meer geldig.
'Jullie' is een
A
bezittelijk vnw.
B
persoonlijk vnw.
Slide 40 - Quiz
Wie haalt jullie op?
jullie =
A
persoonlijk voornaamwoord
B
bezittelijk voornaamwoord
Slide 41 - Quiz
Zijn pen doet het niet.
Is 'zijn' een bezittelijk of een persoonlijk voornaamwoord?
A
bezittelijk voornaamwoord
B
persoonlijk voornaamwoord
Slide 42 - Quiz
Benoem het aanwijzende voornaamwoord.
Dergelijke vragen mogen ze me gerust stellen.
Slide 43 - Open question
Een persoonlijk voornaamwoord ...
A
geeft aan van wie iets is
B
zegt iets over een situatie
C
duidt een persoon of ding aan
D
zegt aan wie iets gegeven wordt
Slide 44 - Quiz
More lessons like this
week 15 A4 voornaamwoorden
20 days ago
- Lesson with
15 slides
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 1
voornaamwoorden oefening en uitleg goed
July 2024
- Lesson with
34 slides
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 1
ph1p grammatica D voornaamwoorden
November 2024
- Lesson with
36 slides
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 1
ph2K grammatica B voornaamwoorden
September 2024
- Lesson with
34 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
KL1P2 VNW - extra oefening voor thuis
November 2023
- Lesson with
29 slides
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 1
1 vwo 27 januari 2025
January 2025
- Lesson with
37 slides
Nederlands
Middelbare school
mavo, havo, vwo
Leerjaar 1,2
27 mei: les 35
May 2024
- Lesson with
40 slides
Nederlands
Middelbare school
mavo, havo, vwo
Leerjaar 1
Oefenen met voornaamwoorden
February 2025
- Lesson with
28 slides
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 1