Con Gusto 1: Unidad 6 oef 1 t/m 7_ser y estar

vul het schema in m.b.v de tekst en probeer de regel te ontdekken......lees en vertaal
Hay--está
hay--está
hay--está
hay--están
1 / 15
next
Slide 1: Slide
SpaansHBOStudiejaar 1

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

vul het schema in m.b.v de tekst en probeer de regel te ontdekken......lees en vertaal
Hay--está
hay--está
hay--está
hay--están

Slide 1 - Slide

De vertaling van het werkwoord "zijn":
óf  zijn   =  ser
     óf zijn   =  estar
         óf zijn   =   hay

Slide 2 - Slide

De vertaling van het ww "zijn" met SER
1. ser gebruik je bij:
  • persoonsgegevens
  • nationaliteit en afkomst
  • beroep
  • religie
  • definitie
  • kenmerkende eigenschap
  • prijs
  • tijd
  • plaatsvinden
voorbeelden
Hoy es lunes, son las dos de la tarde Juan es un chico, es holandés, es de Chile, es moreno, es profesor.Su reunión es en la escuela, la escuela es del estado chileno. Los costos  para los estudiantes son......euros

Slide 3 - Slide

2. De vertaling van het ww "zijn" met estar
estar
estoy
estás está
estamos
estáis
están
      Gebruik van estar  :
  •  zijn, staan, hangen, liggen etc. : alles wat je kunt vervangen door zich bevinden!!
  • om een tijdelijke toestand  (geworden) aan te geven en burgerlijke staat
  • waardering van gerechten tijdens het eten
Juan está en el tren
estoy cansado/a/ estoy casado/a
los calamares están muy ricos
Estar drukt uit waar een bepaalde persoon of zaak zich bevindt:
Estar + bepaald lidwoord/ + eigennamen / + bezittelijke vnw

Slide 4 - Slide

2. De vertaling van het ww "zijn" met HAY
HAY +
un/una 
dos, tres mesas
muchos/muchas
Hay (er is, er zijn) is een onpersoon, onveranderlijke vorm van haber
  • onbepaald lidwoord
  • getallen
  • onbepaalde hoeveelheden
  • zelfst. naamwoord
Hay gente
Hay agua
Bij getallen en zelfs. nw staat hay zonder lidwoord

Slide 5 - Slide

¡A trabajar!
Unidad 9 Con Gusto 2, p.78-79 TB + p.90 WB (schema)
Weektaak: 
Maak opdracht 2+3 TB en maak 13-14 WB.




Slide 6 - Slide

¿Hay o estar?
hay
er is, er zijn
Om een onbekende zaak te introduceren. Het onderwerp is onbepaald.
estar
zijn, zich bevinden
Drukt uit waar een bepaalde persoon of zaak zich bevindt. 
Het onderwerp is bepaald.
hay +
- onbep. lidwoord
- geen lidwoord
- getallen
- onbep. hoeveelheid
¿Hay una farmacia por aquí?
¿Hay visitas guiadas?
¿En la calle hay dos farmacias. 
Hay muchos bares.
estar +
- bep. lidwoord
- eigennamen
- bez. vnmw.
¿Dónde está la estación?
Sevilla está en Andalucia.
Mis padres están en un hotel.

Slide 7 - Slide

Wat komt er op de open plek?
Hola, esta semana ________ en España.
A
soy
B
estoy
C
hay
D
hoy

Slide 8 - Quiz

Barcelona ___ una ciudad grande.
A
eres
B
está
C
es
D
hay

Slide 9 - Quiz

Madrid ________ en el centro de España.
A
hay
B
es
C
eres
D
está

Slide 10 - Quiz

En España __________ mucho turismo.
A
está
B
es
C
hay
D
eres

Slide 11 - Quiz

También____________ muchos monumentos antiguos.
A
están
B
hay
C
son

Slide 12 - Quiz

¿Dónde ______ tú ahora?
A
estás
B
eres
C
está
D
es

Slide 13 - Quiz

El concierto ___________ por la noche en el teatro.
A
hay
B
está
C
es

Slide 14 - Quiz

Slide 15 - Video