W21 NE 2K H6 ww spelling

1 / 41
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 41 slides, with interactive quizzes, text slides and 4 videos.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Even herhalen....

Slide 2 - Slide

Na deze les kan je het schema voor werkwoordsspelling gebruiken.
Je schrijft werkwoorden zonder fouten.

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Video

Wat is stap 1 in werkwoordspelling?
A
Is het de pV?
B
Werkwoord bepalen
C
Sterk of zwak bepalen
D
Zit de letter in t’ kofschip?

Slide 5 - Quiz

Even herthalen....
1. Is het de persoonsvorm?

Slide 6 - Slide

Het is de PV.
Wat bekijk je nu?
A
Is het een sterk of een zwak werkwoord?
B
Is het in de tegenwoordige tijd of verleden tijd?
C
De nieuwe release van een vlogger op YouTube.
D
Zit de laatste letter van de stam t’ kofschip?

Slide 7 - Quiz

Even herthalen....
Het is de PV.
2. Is het in de 
- TT (tegenwoordige tijd)
- VT (verleden tijd)

Slide 8 - Slide

Het is de PV in de TT.
Wat nu?
A
enkelvoud = stam+t
B
Meervoud = hele ww
C
Ik = stam Jij/je achter pv = stam
D
Meervoud = stam+’t ex-kofschip

Slide 9 - Quiz

Even herthalen....
Het is de PV.
2. Is het in de 
- TT (tegenwoordige tijd)
- VT (verleden tijd)

Slide 10 - Slide

Waar in het schema moet je kijken voor het schuin gedrukte woord.
Mijn moeder kookt altijd de maaltijd.
A
PV TT
B
PV VT - sterk ww
C
Is geen ww
D
PV VT - zwak ww

Slide 11 - Quiz

Waar in het schema moet je kijken voor het schuin gedrukte woord.
Treuzel jij altijd zo veel?
A
PV TT
B
PV VT - sterk ww
C
Is geen ww
D
PV VT - zwak ww

Slide 12 - Quiz

Waar in het schema moet je kijken voor het schuin gedrukte woord.
De lift is kapot gegaan tijdens de verhuizing.
A
PV TT
B
PV VT - sterk ww
C
Is geen ww
D
PV VT - zwak ww

Slide 13 - Quiz

Waar in het schema moet je kijken voor het schuin gedrukte woord.
De lift is kapot gegaan tijdens de verhuizing.
A
PV TT
B
PV VT - sterk ww
C
Is geen ww
D
PV VT - zwak ww

Slide 14 - Quiz

Waar in het schema moet je kijken voor het schuin gedrukte woord.
Pim liep op 1,5 m afstand van zijn vrienden.
A
PV TT
B
PV VT - sterk ww
C
Is geen ww
D
PV VT - zwak ww

Slide 15 - Quiz

Waar in het schema moet je kijken voor het schuin gedrukte woord.
De lift was al jaren kapot.
A
PV TT
B
PV VT - sterk ww
C
Is geen ww
D
PV VT - zwak ww

Slide 16 - Quiz

Waar in het schema moet je kijken voor het schuin gedrukte woord.
Wij lopen op 1,5 m afstand van elkaar.
A
PV TT
B
PV VT - sterk ww
C
Is geen ww
D
PV VT - zwak ww

Slide 17 - Quiz

Waar in het schema moet je kijken voor het schuin gedrukte woord.
Mijn moeder kookte 's ochtends de maaltijd.
A
PV TT
B
PV VT - sterk ww
C
Is geen ww
D
PV VT - zwak ww

Slide 18 - Quiz

Waar in het schema moet je kijken voor het schuin gedrukte woord.
Ik kook eigenlijk nooit de maaltijd.
A
PV TT
B
PV VT - sterk ww
C
Is geen ww
D
PV VT - zwak ww

Slide 19 - Quiz

Waar in het schema moet je kijken voor het schuin gedrukte woord.
De lift is kapot gegaan tijdens de verhuizing.
A
PV TT
B
PV VT - sterk ww
C
Is geen ww
D
PV VT - zwak ww

Slide 20 - Quiz

Het ww is geen PV.
Wat nu?
A
Schrijf het zo kort mogelijk
B
Enkelvoud = hele ww
C
Verleng het woord dan hoor je of je een d/t moet gebruiken
D
Meervoud = stam+’t ex-kofschip

Slide 21 - Quiz

Waar in het schema moet je kijken voor het schuin gedrukte woord.
Pim liep op 1,5 m afstand van zijn vrienden.
A
PV TT
B
PV VT - sterk ww
C
Is geen ww
D
PV VT - zwak ww

Slide 22 - Quiz

Even herthalen....
Het ww is geen PV:
- Schrijf het zo kort mogelijk.

- Verleng het woord om te horen of je een d of een t gebruikt.

Slide 23 - Slide

Werkwoordspelling
Kies de juiste vorm van het werkwoord.

Het winkelcentrum (bespied | bespiedt | bespiet) de inbreker, terwijl die
stilletjes het huis ( besluipd | besluipt).

Slide 24 - Open question

Vin.. jij werkwoordspelling moeilijk om te leren?
A
Vindt
B
Vind

Slide 25 - Quiz

werkwoordspelling
A
Het hout is opgebrandt.
B
Het hout is opgebrand.

Slide 26 - Quiz

werkwoordspelling
A
hij bediend
B
hij bedient

Slide 27 - Quiz

Afgelopen weken (besteden) we veel tijd aan werkwoordspelling.
A
besteden
B
besteede
C
besteedden
D
besteeden

Slide 28 - Quiz

Weet je wel wat het beteken.... als je werkwoordspelling echt beheerst!
A
betekend
B
betekent
C
betekende
D
betekente

Slide 29 - Quiz

Het gebeur... regelmatig dat men fouten maakt in werkwoordspelling.
A
gebeurd
B
gebeurt
C
gebeurdt

Slide 30 - Quiz

Vraag 15: werkwoordspelling
(beantwoorden)...je die vraag wel goed?
A
Beantwoort
B
beantwoor
C
beantwoord
D
beantwoordt

Slide 31 - Quiz

Werkwoordspelling heeft de klas vaker (oefenen).
A
geoefent
B
geoefend
C
geoefendt
D
ge-oefend

Slide 32 - Quiz

Weet je wel wat het beteken.... als je werkwoordspelling echt beheerst!
A
betekend
B
betekent
C
betekende
D
betekente

Slide 33 - Quiz


Afgelopen weken (besteden, vt) we veel tijd aan werkwoordspelling
A
besteden
B
besteede
C
besteedden
D
besteeden

Slide 34 - Quiz

Slide 35 - Slide

Klik op de link bij het plusje, maar de opdrachten en lever een screenshot in.

Slide 36 - Open question

Klik op de link bij het plusje, maar de opdrachten en lever een screenshot in.
Link
https://www.jufmelis.nl/werkwoordspelling/werkwoordspelling-pv,-vd/werkwoordspelling-pv,-vd-1

Slide 37 - Open question

Wat zou jij nog moeten leren, als het om werkwoordspelling gaat?
Tegenwoordige Tijd, Verleden Tijd, Voltooid Deelwoord,
een combinatie van de bovenstaande zaken

Slide 38 - Open question

Slide 39 - Video

Slide 40 - Video

Slide 41 - Video