De vroege Middeleeuwen (Compleet)

De Middeleeuwen
De koning en zijn leenmannen
1 / 61
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo, mavo, havo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 61 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

time-iconLesson duration is: 50 min

Introduction

Aan het eind van deze les kun je herkennen en uitleggen hoe het rijk van de Franken werd bestuurd

Items in this lesson

De Middeleeuwen
De koning en zijn leenmannen

Slide 1 - Slide

Tijd van monniken en ridders (500 - 1000)
In het wit zie je een helm, zoals ridders die droegen. Op de achtergrond zie je een deel van een klooster. Ridderschap en de christelijke kerk horen bij de Tijd van monniken en ridders.

Slide 2 - Slide

Leerdoel
Aan het eind van deze les kun je herkennen en uitleggen hoe het rijk van de Franken werd bestuurd.

Slide 3 - Slide

Wat weet jij eigenlijk
van de middeleeuwen?

Slide 4 - Mind map

Eerst de naam: 
De Middeleeuwen

  • De tijd na het Romeinse Rijk (Oudheid) en vóór de Nieuwe Tijd.

  • Het ligt in het midden van die twee perioden: tussenperiode

  • Ongeveer tussen 500 en 1500

  • Vroege Middeleeuwen: 500-1000
  • Late Middeleeuwen: 1000-1500

Slide 5 - Slide

Tijd van Grieken en Romeinen
(500 v. Chr. - 500 n. Chr.)
Tijd van Monniken en Ridders
(500-1000)
(Vroege Middeleeuwen)
Tijd van Steden en Staten
(1000-1500)
(Late Middeleeuwen)
1492: Columbus 'ontdekt' Amerika
(Einde van de Middeleeuwen)
⚓️
476: Val van het West-Romeinse Rijk
(Begin van de Middeleeuwen)
🔥
Tijd van Ontdekkers en Hervormers
(1500-1600)
Tijd van Regenten en Vorsten
(1600-1700)
Tijd van Pruiken en Revoluties
(1700-1800)

Slide 6 - Slide


Onrustige tijden in Europa
500-800



  • Na de val van het West-Romeinse Rijk waren er veel oorlogen
  • Reizen was gevaarlijk en de meeste mensen leefden in dorpjes.

  • Grote steden, zoals Rome, waren er niet (meer)

Slide 7 - Slide


Het Frankische Rijk
751-870



  • Het Frankische volk kreeg de macht over een groot deel van Europa.
  • De bekendste Frankische koning was Karel de Grote.  
  • In het jaar 800 werd hij zelfs keizer van het Heilige Roomse Rijk

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Video
Histoclips: Karel de Grote

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Video


Het leenstelsel

  • Karel de Grote kon zijn land niet alleen besturen.
  • Daarom kreeg hij hulp van vazallen: mannen die met hem meevochten

  • Zijn trouwste vazallen kregen als beloning ieder een gebied in leen. 
  • Zij mochten dit namens hem besturen: zij werden zijn leenmannen.
  • Het leenstelsel heet ook wel: feodalisme

Slide 12 - Slide

De leenman
De leenheer:
Karel de Grote
Het leen (de grond) dat de leenman 'in leen' krijgt.
De vier plichten van een leenman:
  • Hij moest trouw zweren aan de koning; 
  • Hij moest zijn gebied besturen en er recht-spreken;
  • Hij moest jaarlijks belasting aan de koning betalen; 
  • Als er oorlog was in het Rijk, moest hij met zijn eigen soldaten meevechten in het leger van de koning.
De leenman zweert trouw aan zijn leenheer, Karel de Grote.

Slide 13 - Slide


Het Frankische Rijk valt uiteen

  • Het rijk werd na de dood van Karel de Grote en zijn zoon Lodewijk de Vrome steeds meer verdeeld en verdeeld en verdeeld...
  • De edelen die deze gebieden bestuurden, 'vergaten soms maar even' dat zij dit gebied offcieel nog steeds in leen hadden van hun leenheer!

  • Of ze leenden het weer verder uit aan achterleenmannen...

Slide 14 - Slide

Wat is een goed voorbeeld
van een leenstelsel?
A
De koning bestuurt zijn land helemaal in zijn eentje.
B
De koning heeft ministers die hem advies geven over het bestuur van zijn land.
C
De koning heeft niets te zeggen over het bestuur van zijn land.
D
De koning heeft zijn land in twintig stukken verdeeld. Ieder stuk wordt bestuurd door een vriend van hem.

Slide 15 - Quiz

Op deze afbeelding uit de dertiende eeuw belooft een leenman trouw aan Karel de Grote.

Is deze uitspraak goed of fout?
De man helemaal links op de afbeelding is Karel de Grote.
A
Goed
B
Fout

Slide 16 - Quiz

Op deze afbeelding uit de dertiende eeuw belooft een leenman trouw aan Karel de Grote.

Is deze uitspraak goed of fout?
Karel de Grote wordt nu de leenheer van de leenman
A
Goed
B
Fout

Slide 17 - Quiz

Op deze afbeelding uit de dertiende eeuw belooft een leenman trouw aan Karel de Grote.

Is deze uitspraak goed of fout?
De afbeelding is een directe bron over Karel de Grote.
A
Goed
B
Fout

Slide 18 - Quiz

Op deze afbeelding uit de dertiende eeuw belooft een leenman trouw aan Karel de Grote.

Is deze uitspraak goed of fout?
De afbeelding gaat over de manier waarop Karel de Grote zijn land bestuurde
A
Goed
B
Fout

Slide 19 - Quiz

Welke plicht heeft een leenman?
A
Hij moet in zijn gebied doen waar hij zin in heeft.
B
Hij moet elke ochtend bijtijds opstaan.
C
Hij moet trouw beloven aan zijn leenheer.
D
Hij moet delen van zijn gebied doorlenen aan onderleenmannen.

Slide 20 - Quiz

Begrippen uit deze les

  • Middeleeuwen
  • Franken
  • leenstelsel (feodalisme)
  • leenheer
  • leenman
  • vazal

Slide 21 - Slide

Personen uit deze les

  • Karel de Grote
  • Lodewijk de Vrome

Slide 22 - Slide

Jaartallen uit deze les

  • 500-1500: De Middeleeuwen
  • 768: Karel de Grote wordt koning van de Franken
  • 800: Karel de Grote wordt keizer van het Heilige Roomse Rijk
  • 814: Karel de Grote overlijdt

Slide 23 - Slide

De Middeleeuwen
Ridders en Boeren

Slide 24 - Slide

Leerdoel
Aan het eind van deze les kun je herkennen en uitleggen hoe edelen hun grondgebied organiseerden en bestuurden, en hoe het leven van de boeren er uit zag.

Slide 25 - Slide

Wat weet jij eigenlijk
van ridders?

Slide 26 - Mind map

Hofstelsel (1)
  • Een dorp met landbouwgrond heette een domein

  • De heer, bijvoorbeeld een ridder, was de baas van een domein: alle grond was van hem.

  • Hij woonde soms in een donjon, een soort kasteel en soms in een vroonhof, de grote boerderij van de heer in het dorp

Slide 27 - Slide

Hofstelsel (2)
  • In het hofstelsel was het domein in twee stukken verdeeld.

  • Het ene deel van de grond was verpacht (verhuurd) aan horige boeren voor eigen opbrengst. Zij moesten een deel van opbrengst als pacht (belasting) betalen)

  • De opbrengst van het andere deel was volledig van de heer.

Slide 28 - Slide

Een donjon, of mottekasteel, was een versterkte wachttoren. Hier woonde de heer als er gevaar was.
Het gebied buiten het domein bestond uit de grond van de vrije boeren en de woeste gronden, onontgonnen gebied en bossen.
De vrije boeren moesten tijdens een oorlog wél meevechten met de heer. De wapenuitrusting moesten ze zelf betalen.
De akkers van de heer werden bewerkt door horigen. Er waren akkers waarbij de volledige opbrengst naar de heer ging, en er waren akkers waarbij een deel van de opbrengst voor de horige boeren was. Overigens moesten ze hun pacht ook weer van deze opbrengst betalen.
Het vroonhof was de boerderij (hoeve) van de heer. Hier woonde de heer als er geen gevaar was. De opbrengsten van zijn akkers werd in schuren opgeslagen. In woningen naast een vroonhof woonden de horige boeren in geval van gevaar, zoals oorlog.
Bij het vroonhof waren stallen voor de dieren en boomgaarden.
Horigen woonden in vredestijd buiten het vroonhof
Met het hofstelsel bedoelen we het hele systeem (stelsel) van heren en horigen, inclusief de pacht en de herendiensten.

Slide 29 - Slide


Het drieslagstelsel

  • Als landbouwgrond elk jaar wordt gebruikt, dan wordt de grond onvruchtbaar, waardoor de oogst steeds minder werd.
  • Met het drieslagstelsel werd de grond verdeeld in drie stukken, 
  • waarbij elk jaar één stuk grond niet gebruikt werd (braak). 

  • Hierdoor kon de grond herstellen en werd de opbrengst hoger.

Slide 30 - Slide

Braak
🐄
Zomergraan
🏖
Hoe werkt het drieslagstelsel?
Jaar 1 
Jaar 2 
Jaar 3 
Wintergraan
☃️
Zomergraan
🏖
Braak
🐄
Wintergraan
☃️
Braak
🐄
Wintergraan
☃️
Zomergraan
🏖

Slide 31 - Slide

Veel plichten,
weinig rechten

  • Iedereen op het domein van de heer hoorde bij het domein
  • De boeren waren horigen van de heer: ze moesten gehoorzaam zijn
  • Om op de grond van de heer te kunnen wonen, moest je pacht betalen.
  • De horigen waren ook verplicht om herendiensten, klusjeste doen.
  • Een horige moest overal toestemming voor vragen, ook om te trouwen
  • Een gevluchte horige was na een jaar en een dag een vrije boer.

Slide 32 - Slide


Ridders en kastelen

  • Ridders waren strijders te paard die vochten voor een heer
  • In ruil daarvoor kreeg hij een paard, de wapenuitrusting en een kasteel
  • In naam van de heer sprak hij soms ook recht in zijn gebied.
  • Ridders woonden in kastelen, maar dat waren in het begin vaak houten boerderijen, die pas later van steen werden.
  • De meeste kastelen die er nu nog staan zijn van na het jaar 1000

Slide 33 - Slide

Begrippen uit deze les

  • domein
  • hofstelsel
  • donjon (mottekasteel)
  • pacht
  • horigen
  • vroonhof
  • drieslagstelsel

Slide 34 - Slide

Jaartallen uit deze les

  • Rond het jaar 1000: uitvinding van het drieslagstelsel

Slide 35 - Slide

De vorige les(sen)...


    • ...heb je geleerd wat het hofstelsel was...
    • ...heb je geleerd hoe het drieslagstelsel werkte...
    • ...heb je geleerd welke rechten en plichten boeren en ridders hadden...

    Slide 36 - Slide

    De Middeleeuwen
    De kerk en de geestelijken

    Slide 37 - Slide

    Leerdoel
    Aan het eind van deze les kun je herkennen en uitleggen waarom de kerk en de geestelijken in de middeleeuwen een belangrijke rol speelden.

    Slide 38 - Slide

    Wat weet jij eigenlijk
    van kerk?

    Slide 39 - Mind map


    De hulp van God


    • Het leven van de mensen in de vroege Middeleeuwen was zwaar.
    • Veel van de dingen om hen heen begrepen ze niet.

    • Bij ziektes, natuurrampen of hongersnoden vroegen ze God om hulp.
    • De mensen van de kerk, de geestelijken, hielpen hen hierbij.
    • Hiervoor moesten de boeren wél belasting betalen...

    Slide 40 - Slide


    Paleizen...

    Tussen 1309 en 1377 woonden de pausen niet in Rome, maar in de Franse stad Avignon. Dit was in die tijd hun paleis, het Palais des Papes.


    • De Paus, de leider van de kerk, had in de Middeleeuwen enorm veel macht, soms zelfs meer dan een koning of keizer.

    • De Paus en andere hoge geestelijken, zoals bisschoppen, hadden veel grond en woonden in enorme paleizen, vol luxe.

    Slide 41 - Slide


    ...en kloosters



    • Lage geestelijken, zoals priesters, monniken en nonnen, woonden en leefden vaak veel eenvoudiger.

    • Monniken en nonnen waren zelf niet rijk, de kloosters soms wél: zij hadden veel grond en kregen pacht van de boeren op hun land.

    Slide 42 - Slide


    Leven in een klooster

    Zou jij kunnen leven in een klooster?
    2.30: opstaan
    2.30 - 3.00: studie en meditatie
    3.00 - 5.00: kerkdienst /bidden
    5:00 - 6:00: studie en meditatie
    6:00 - 7:30: kerkdienst /bidden
    7:30 - 8:00: werken
    8:00 - 9:30: kerkdienst /bidden
    9.30 - 12.00: werken
    12.00 - 13.30: kerkdienst /bidden
    13.30 - 14.00: avondeten
    14:00 - 16:15: werken
    16:15 - 17:30: kerkdienst /bidden
    17:30 - 18:00: studie en meditatie
    18:00 - 18:30: kerkdienst /bidden
    19:00: slapen


    • In een klooster werd veel gebeden door de monniken en nonnen, maar ze werkten ook hard, bijvoorbeeld op het land.
    • Daarnaast verzorgden zij de zieken en hielpen mensen bij hun geloof in God.




    Slide 43 - Slide




    • In de kloosters werden soms ook oude boeken overgeschreven. 
    • Dit duurde heel lang: het was dus echt 'monnikenwerk'.

    Slide 44 - Slide

    Video
    Echt monnikenwerk!

    Slide 45 - Slide

    Slide 46 - Video

    Willibrord was een Engelse missionaris die probeerden de Friezen tot het Christendom te bekeren. De Friezen zaten daar niet op te wachten.
    Bonifatius was ook een Engelse missionaris die probeerde de Friezen te bekeren. Dit lukte niet: in 754 werd hij door Friezen in Dokkum vermoord.

    Slide 47 - Slide

    Video
    Canonclips: Willibrord

    Slide 48 - Slide

    Slide 49 - Video

    Drie standen
    De eerste stand:
    De geestelijken. Zij zorgden voor alles wat met geloof te maken had.
    De tweede stand:
    De adel. Zij bestuurden het land, verzorgden de rechtspraak en verdedigden het land als er oorlog was. 
    De derde stand:
    De rest van de bevolking. Zij zorgden voor het voedsel.
    In de Middeleeuwse standenmaatschappij hadden de eerste en de tweede stand alle rechten, en de derde stand vrijwel alle plichten (zoals het betalen van belasting).

    Aan deze verdeling werd niet getwijfeld: God heeft het zo gewild.
    Klik op de afbeelding

    !

    Slide 50 - Slide

    Wat is de beste omschrijving van het begrip ‘geestelijken’?
    Kies het juiste antwoord.
    A
    mensen die in God geloven
    B
    mensen die iedere week naar de kerk gaan
    C
    mensen die in dienst zijn van de kerk
    D
    mensen die voor andere mensen bidden

    Slide 51 - Quiz

    Een vrouwelijke monnik wordt een non genoemd.
    A
    Waar
    B
    Niet waar

    Slide 52 - Quiz

    Monniken bidden zeventien keer per dag
    A
    Waar
    B
    Niet waar

    Slide 53 - Quiz

    Het verzorgen en genezen van zieken was één van de taken van monniken.
    A
    Waar
    B
    Niet waar

    Slide 54 - Quiz

    Monniken zijn geen geestelijken.
    A
    Waar
    B
    Niet waar

    Slide 55 - Quiz

    Door het harde leven gingen veel mensen het christendom extra belangrijk vinden. Waarom was dat zo?
    A
    De mensen hoopten dat God hen zou beschermen tegen honger, ziekte en dood.
    B
    In de Bijbel staat hoe je betere medicijnen kunt maken en hoe je grotere oogsten kunt krijgen.
    C
    Als je christen was, mocht je in een klooster wonen. Daar was wel genoeg voedsel.
    D
    Als je arm, maar goed geleefd had, werd je na je dood erg rijk in de hemel.

    Slide 56 - Quiz

    Begrippen uit deze les

    • klooster
    • paus
    • bisschoppen
    • monniken
    • nonnen
    • geestelijken
    • missionaris
    • standenmaatschappij

    Slide 57 - Slide

    Personen uit deze les

    • Willibrord
    • Bonifatius

    Slide 58 - Slide

    Jaartallen uit deze les


    • 754: Bonifatius wordt vermoord in Dokkum

    Slide 59 - Slide

    Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd

    Slide 60 - Open question

    Stel 1 vraag over iets dat je deze les nog niet zo goed hebt begrepen

    Slide 61 - Open question