Werken met het stappenplan lezen, havo 2

Werken met het
stappenplan lezen







(lesboek, blz. 41)
1 / 17
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Werken met het
stappenplan lezen







(lesboek, blz. 41)

Slide 1 - Slide

Het stappenplan lezen
In brugklas heb je geleerd dat er verschillende manieren zijn om een tekst te lezen. Dit zijn de belangrijkste:

  • oriënterend (titel, afbeeldingen, eerste alinea) > onderwerp
  • globaal (eerste en laatste zin van elke alinea) > deelonderwerpen
  • zoekend (opvallende woorden, tekens) > bepaalde informatie
  • precies (hele tekst) > hoofdgedachte

Slide 2 - Slide

Stap 1 oriënterend lezen                                       Opdracht 1 (blz. 42)
Lees de titel, bekijk de afbeelding en lees alinea (1).
Wat is het onderwerp van de tekst?

Slide 3 - Slide

Onderwerp: het gebruik van chemie bij het onderzoek van sporen bij misdrijven.



Slide 4 - Slide

Stap 2 globaal lezen
Lees de eerste én laatste zin van alinea 3 en 4.

Welke twee deelonderwerpen worden hier genoemd?

Slide 5 - Slide

Alinea (3): materiaal dat wordt onderzocht omdat het zelf onderdeel is van het misdrijf zoals bij een drugszaak.

Alinea (4): materiaal dat wordt onderzocht omdat het zelf onderdeel is van het misdrijf zoals bij rijden onder invloed.

Slide 6 - Slide

Stap 3 precies lezen
Wat is de betekenis van de onderstreepte woorden?
(1) intens, (2) aanzwelt,
(3) triomfantelijk, (4) forensisch,
(5) doorslaggevend 
Kies uit:
(a) trots als een overwinnaar, (b) zeer aandachtig, (c) om strafrechtelijk onderzoek te ondersteunen, 
(d) steeds luider klinkt, (e) bepalend


Slide 7 - Slide

De betekenis van de woorden is:

(1) intens = (b) zeer aandachtig
2) aanzwelt = (d) steeds luider klinkt
(3) triomfantelijk = (a) trots als een overwinnaar
(4) forensisch = (c) om strafrechtelijk onderzoek te ondersteunen
(5) doorslaggevend  = e) bepalend



Slide 8 - Slide

Wat voor tekstverbanden geven de schuingedrukte signaalwoorden in alinea 2 en 3 aan?

maar, doordat,  dan ook, zoals, omdat, maar, bijvoorbeeld

Kies uit: chronologisch, concluderend, opsommend, tegenstellend, doel-middel, oorzakelijk, samenvattend, vergelijkend

Slide 9 - Slide



maar= tegenstellend
doordat = oorzakelijk
dan ook = oorzakelijk
zoals = toelichtend
omdat = redengevend
maar = tegenstellend
bijvoorbeeld = toelichtend

Slide 10 - Slide

In alinea 6 staan drie signaalwoorden die het verband aangeven met de vorige alinea, een vorig deelonderwerp of tekstgedeelte. Welke woorden zijn dat en wat soort verband geven ze aan?

Kies uit: chronologisch, concluderend, opsommend, tegenstellend, doel-middel, oorzakelijk, samenvattend, vergelijkend.

Slide 11 - Slide




Signaalwoorden

(een) ander (r.1) = opsomming
zoals (r.4) = toelichting, voorbeeld
namelijk (r.7) = reden

Slide 12 - Slide

In deze tekst staat de hoofdgedachte in de tweede alinea. Wat is die hoofdgedachte?
A
De sporen van wat je eet en drinkt, zijn in het laboratorium terug te vinden in je haar.
B
Forensische onderzoekers kunnen verfresten herleiden naar het merk van een auto.
C
In forensisch sporenonderzoek spelen chemische analyses een steeds grotere rol.
D
Van elke verdachte controleert de politie of hij alcohol of drugs in zijn bloed heeft.

Slide 13 - Quiz

Met welke manier van lezen vind je de hoofdgedachte van een tekst?
A
globaal lezen
B
precies lezen
C
oriënterend lezen
D
zoekend lezen

Slide 14 - Quiz

Met welke manier van lezen vind je het onderwerp van een tekst?
A
globaal lezen
B
precies lezen
C
oriënterend lezen
D
zoekend lezen

Slide 15 - Quiz

Oriënterend lezen
Globaal lezen
Precies lezen
Je bekijkt de titel, tussenkopjes en afbeeldingen van de tekst.
Je leest de tekst helemaal.
Je bepaalt welke delen van de tekst inleiding en slot zijn.
Lees de eerste alinea of de eerste twee alinea's.
Je noteert van elke alinea in een paar woorden het deelonderwerp in de kantlijn.
Je leest van elke alinea de eerste en de laatste zin.

Slide 16 - Drag question

Maak nu opdracht 2
(lesboek, blz. 44-45).

Klaar? Werk verder aan je boekopdrachten (=fictiedossier). Zie Magister, opdrachten.

Slide 17 - Slide