bijvnw

In het Frans staat het bijvoeglijk naamwoord ....... het zelfstandig naamwoord.
A
voor
B
achter
1 / 32
next
Slide 1: Quiz
FransMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 2

This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

In het Frans staat het bijvoeglijk naamwoord ....... het zelfstandig naamwoord.
A
voor
B
achter

Slide 1 - Quiz

Alleen de bijvoeglijke naamwoorden grand en petit komen voor het zelfstandig naamwoord.
A
B

Slide 2 - Quiz

Adjectif (bijvoeglijk naamwoord)
In het Frans past het bijvoeglijk naamwoord zich aan het zelfstandig naamwoord aan. Kijk of dit woord enkelvoud, meervoud, mannelijk of vrouwelijk is en voeg de juiste letter(s) toe aan het bijvoeglijk naamwoord. Mannelijk enkelvoud is de basisvorm.

mannelijk
vrouwelijk
enkelvoud
-
+e
meervoud
+s
+es

Slide 3 - Slide

La maison est ...
A
petit
B
petite

Slide 4 - Quiz

Lucas et Jean sont ...
A
sportif
B
sportifs

Slide 5 - Quiz

Le jardin est ...
A
grand
B
grande

Slide 6 - Quiz

Elles sont ...
A
français
B
françaises

Slide 7 - Quiz

Ma soeur est ...
A
content
B
contente
C
contents
D
contentes

Slide 8 - Quiz

Les garçons sont ...
A
grand
B
grande
C
grands
D
grandes

Slide 9 - Quiz

Adjectif (bijvoeglijk naamwoord)
Als het bijvoeglijk naamwoord in de basisvorm al op een -e eindigt, komt er voor de vrouwelijke vormen geen -e bij.
Il est drôle / Elle est drôle.

Als het bijvoeglijk naamwoord in de basisvorm al op een -s eindigt, komt er voor mannelijk meervoud geen -s bij.
Il est français / Ils sont français.

Slide 10 - Slide

Elle est ...
A
drôle
B
drôlee
C
drôles

Slide 11 - Quiz

Elles sont …
A
drôle
B
drôlees
C
drôles

Slide 12 - Quiz

Le vélo est ...
A
gris
B
grise
C
grises

Slide 13 - Quiz

Les vélos sont ...
A
gris
B
grise
C
grises

Slide 14 - Quiz

Slide 15 - Slide

bleu
rouge
violet
jaune
vert
noir

Slide 16 - Drag question

Le vélo est ...

Slide 17 - Open question

Les chats sont ...

Slide 18 - Open question

La voiture est ...

Slide 19 - Open question

La maison est ...

Slide 20 - Open question

Les tables sont ...

Slide 21 - Open question

Les chaises sont ...

Slide 22 - Open question

Adjectif (bijvoeglijk naamwoord)
In het Frans staat het bijvoeglijk naamwoord achter het zelfstandig naamwoord.
De rode fiets = Le vélo rouge.

Alleen grand en petit komen ervoor.
De kleine tuin = Le petit jardin.

Als het werkwoord être (zijn) ertussen staat, is de zinsvolgorde hetzelfde als in het Nederlands.

Slide 23 - Slide

Vertaal: Het huis is groot.

Slide 24 - Open question

Sleep de vormen van de bijvoeglijk naamwoorden naar de juiste categorie
Mannelijk enkelvoud
Vrouwelijk enkelvoud
Mannelijk meervoud
Vrouwelijk meervoud
Grandes
Grand
Grands
Grande

Slide 25 - Drag question

Kies de juiste vorm:
Hij is groot.
Il est ...

A
grande
B
grand
C
grandes
D
grands

Slide 26 - Quiz

Haar jas is erg groot.
Sa veste est très ...
(grand)

Slide 27 - Open question

Kies de juiste vorm:
De katten zijn rood.
Les chats sont ...

A
rouge
B
rouges
C
rougee
D
rougees

Slide 28 - Quiz

Kies de juiste vorm:
De riem is blauw.
La ceinture est ...

A
bleu
B
bleus
C
bleue
D
bleues

Slide 29 - Quiz

Vertaal:
De grote broer.
Le ...frère. (grand)

Slide 30 - Open question

Kies de juiste vorm:
Marianne est ...
Marianne is verdrietig.
A
tristee
B
tristes
C
tristees
D
triste

Slide 31 - Quiz

H/V
Mijn opa is oud.
Mon grand-père est ...
A
vieux
B
vieille
C
vieilles
D
vieu

Slide 32 - Quiz